Wetenswaardigheden.
Mekka.
De wieg der Mohammedaansche overlevering en de geboorteplaats van den Profeet, die zijnen aanhangers de verplichting oplegde, om althans eenmaal in hun leven deze stad te bezoeken, ligt in de Arabische provincie Hedsjas, in een nauw, zandig onvruchtbaar, door dorre zandvlakten en kale heuvels omgeven dal. Zij is slechts 1800 of, zoo men er eenige verstrooide woningen bijrekent, slechts 3500 schreden lang en wordt verdeeld in de boven en benedenstad met 25 wijken, buiten welke de voorsteden zich in enge dalen uitstrekken. Men heeft er vrij regelmatige en breede, doch ongeplaveide straten, die in den regentijd geweldig morsig zijn. De huizen zijn van steen opgetrokken, 3 verdiepingen hoog en ook aan de straatzijde van vensters voorzien. Er is slechts één plein, en aldaar verheft zich de hoofdmoskee met hare binnenpleinen en zuilengangen. Vruchteloos zoekt men er naar andere openbare gebouwen, naar bazars enz. Alle woningen zijn er ingericht op de ontvangst van pelgrims, en in den tijd der bedevaarten vindt men er tallooze winkels en koffijhuizen. Alle waterbronnen bevatten er brak water, - zelfs dat der vermaarde bron Zemzem is ongezond, en het drinkwater komt er door eene waterleiding van Arafat, 7 of 8 uren gaans vandaar. Men heeft er eenige wachttorens nabij de stad, alsmede een klein kasteel, terwijl op eene hoogte aan de oostzijde eene ommuurde citadel zich verheft. Weleer waren er 100000, thans zijn er slechts 45000 inwoners, - weleer brachten talrijke karavanen uit alle deelen der Mohammedaansche wereld kostbare gaven naar de heilige stad, doch die mildheid is allengs verminderd. Ook de handel is er, wegens de verminderde opkomst der pelgrims, op verre na niet van zooveel belang als te voren. Voorts bezat Mekka voorheen vermaarde scholen en onderscheidene inrichtingen van weldadigheid, doch dezen zijn allen in een kwijnenden toestand. Daar de inwoners er voornamelijk van de pelgrims leven, wordt de nijverheid verwaarloosd; alleen de
vervaardiging van rozekransen bloeit er. Het middelpunt der stad en des Mohammedaanschen geloofs is er de groote moskee, de Beitoellah (Huis Gods) of El-Haram (de Onschendbare), welke geen Jood of Christen mag betreden, een oud gebouw met 19 poorten en 7 hooge minarets, hoewel het zich noch door schoonheid, noch door grootte boven andere tempels van het Oosten verheft. Het is door gedurige toevoegselen en herstellingen een gebouw zonder stijl geworden.
Men vindt Mekka reeds bij Ptolemaeus onder den naam van Macoraba vermeld, doch de geschiedenis der stad neemt een aan vang met Mohammed.