Kleinigheden.
Karel de Groote, gekroond 800, gestorven 814, had vernomen, dat in de abdij Fulda zeer schrandere mannen leefden. Ten einde de scherpzinnigheid dier kloosterheeren op de proef te stellen, schreef hij hun, dat hij binnen 14 dagen hen wilde komen bezoeken en van hen de oplossing vernemen der navolgende vragen:
Hoe diep is de zee op alle punten?
Hoe veel is de keizer waard?
En wat denkt de keizer bij zijne komst?
Toen de keizer was aangekomen, sprak de abt tot he:
De zee is op alle punten een steenworp diep.
De keizer is 29 zilverlingen waard, daar hij toch niet meer waard zal zijn dan Jezus, die voor 30 zilverlingen verkocht werd.
De keizer denkt op dit oogenblik met den abt te spreken; ik ben echter de abt niet, maar slechts de slager van het klooster, met het gewaad van den werkelijken abt gekleed.
Karel, hoogst voldaan, over die wel beraamde scherts, begiftigde den slager met keizerlijke geschenken.