tijd bij den haard hebt gezeten en u met naaien hebt bezig gehouden?’
‘Ja, dat is zoo,’ zeide Flora met eene straal van vergenoegen in hare oogen; ‘maar ik ben nog nooit voor het publiek opgetreden.’
‘Maar ge kunt het. Ik heb u eens Romeo en Julia hooren voorlezen en ik ben nog verrukt, als ik er aan denk.’
‘Is dat waar, Sophie?’
‘In ernst, 't is zoo!’
‘O, ik zou zoo gaarne eens willen; maar Sempronius....’
‘Laat Sempronius naar den koekoek loopen,’ riep mevrouw Lightwood. ‘Ik zou wel eene weddenschap durven aangaan, dat hij het in zaken, die u betreffen, niet zoo nauw neemt, en het zou me geen zier verwonderen, als hij heden avond zelf naar den schouwburg ging.’
‘O, Sophie, ge kent hem niet.’
‘'t Is me allemaal onverschillig of ik hem ken of niet. Kom, ga maar mee en maak uw reisgoed maar in orde’
‘Maar ik zal te moede zijn als eene zondares.’
‘Ik sta u borg, dat dit niet het geval zal zijn. Zal ik u binnen een uur met mijne equipage afhalen? Ge kunt uwe rol onderweg lezen en wij zullen u helpen, als ge haar moet uitvoeren.’
‘Maar Sophie!’
‘'t Is dus bepaald? Over een uur dan!’
Hierop ijlde mevrouw Lightwood heen, eer Flora Siftington bij zich zelve besloten had of ze zich over deze tijding te verheugen of te bedroeven had.
Niettegenstaande al hare zwarigheden en hare vrees, maakte mevrouw Siftington in de kleeding van een schitterend Italiaansch meisje eene prachtige figuur van eene bekoorlijke Julia. - Hare zwart-geverfde lokken maakten met hare zachtbruine oogen en het rozerood van haar aangezicht eene levendige tegenstelling.
‘O Sophie,’ riep Flora, toen ze kort voor hare eerste verschijning op hare plaats werd geroepen, ‘als het mij eens mislukte! Ik beef waar ik sta, zoo angstig ben ik!’
‘Wees maar niet bang, Flora,’ antwoordde Sophie met eene gerustheid, die iemand een riem onder het hart bindt, ‘gij zult uwe rol uitmuntend spelen.’
Zij had gelijk. - Eene lichte siddering der tooneelkoorts greep Flora's zenuwgestel aan, toen het groote scherm werd opgehaald en zij bij de helderbrandende lichten de vele aangezichten zag, welke haar vol verwachting aanblikten.
Doch die ontroering duurde maar een klein oogenblik. - Haar gansche wezen loste zich op in het beeld der aanminnige dochter van het Zuiden. - Flora, vergat zich zelve, ze vergat de toeschouwers, ze vergat alles, behalve Julia, de lieve, onschuldige en vurig beminnende Julia, - deze bleef in haar wonen.
Ze luisterde naar de goedkeuring, die fluisterend door de zaal ging, en werd bijna ongeduldig toen haar aan het einde donderende toejuichingen ten deele vielen.
‘Nog nooit in mijn leven heb ik zulk een beeldschoon meisje gezien,’ zeide een deftig heer van middelbaren leeftijd, die op den eersten rang zat en gedurende de voorstelling de levendigste bijvalsbetuigingen gegeven had. - ‘Zij is betooverend, waarachtig betooverend en geheel en al voor actrice geboren. En heb ik het goed verstaan, dat ze geene tooneelspeelster is?’
‘Eene vriendin van mevrouw Arkwright, ziedaar alles,’ antwoordde hem zijn makker. ‘Ik geloof ook, dat zij bovendien heden voor het eerst voor het publiek is opgetreden.’
‘Bij Jupiter, mijnheer, zij is een juweel van het eerste water. Ik zou er trotsch op zijn, als ik deze dame mocht leeren kennen. Hoe zegt ge ook, dat ze heet?’
‘Ja, Lifton of Clifford of een dergelijke naam!’
‘En getrouwd?’
‘Ja!’
‘Ik benijd haren echtgenoot, dat doe ik inderdaad. Hij bezit een parel, een schat. Als mijne vrouw....’
Hier echter brak hij plotseling af.
‘Als ge lust hebt, dan kan ik u wel kennis met haar doen maken,’ zeide zijn makker heel beleefd, ‘mevrouw Arkwright zal er niets tegen hebben in te brengen een mijner vrienden achter de schermen te zien.
De deftige man van middelbaren leeftijd drukte hierop Frank Grover's handen zoo, dat de gewrichten kraakten.
‘Dat is eene onderscheiding waarop ik niet had durven hopen,’ riep hij.
‘Welnu dan, laat ons gaan,’ antwoordde de heer Grover.
Julia, die met een bloemkrans gekroond en in een wit gewaad gekleed was, nadat zij het leven in de grafgewelven der Capulets achter zich had, snapte vroolijk in den foyer te midden van het levendige groepje, waarin Sophie Lightwood de eerste plaats innam. Op dit oogenblik trad de heer Grover met zijn vriend binnen.
Zij keerde zich lachend om en schitterde met een glans, zooals dit eener pasgekroonde koningin van het treurspel voegt.
‘Vergeef mijne vrijmoedigheid,’ zeide de heer Grover met eene diepe buiging, ‘doch mijn vriend toonde zooveel verlangen om de nieuwe Julia te leeren kennen, dat hij er op stond in het heiligdom der gratiën in te dringen.’
De deftige gentleman trad, na eene beleefde buiging gemaakt te hebben, vooraan.
Julia bloosde onder den krans van witte bloemen en de gentleman werd vuurrood.
‘Het is mijne vrouw,’ riep Sempronius Siftington.
‘Het is mijn man,’ stamelde Julia.
‘Mijne vrouw!... op een liefhebberijtooneel!!’ riep hij.
‘Mijn man!... in den schouwburg!’ antwoordde zij naief.
‘Hoe groot moet deze vermakelijke verrassing zijn,’ zeide de heer Grover, ‘ten minste, te oordeelen naar uwe eigene woorden, dat gij een juweel van het eerste water, een parel, een schat bezit.’
‘Heeft hij dat gezegd?’ riep Flora met schitterende oogen. ‘Zeg, Sempronius, is mijn spel u meegevallen.’
‘Maar heb ik dat werkelijk gezegd?’ vraagde Sempronius min of meer verlegen. ‘Nu goed, ik heb ieder woord gemeend, waarachtig gemeend. Lieve Flora, ik ben trotsch op u.’
Geene tweede vermaning zelfs kwam haar volkomen geluk storen, toen zij naar het huis van mevrouw Arkwright gingen, waar een keurig avondmaal voor de heeren en dames van het liefhebberijtooneel aangericht was.
Flora is na dien tijd niet weder voor het publiek opgetreden; maar zij gaat naar eene deftige schouwburgvertooning als het haar belieft en - altijd in gezelschap van Sempronius.