Begrippen omtrent geluk.
Een ieder beijvert zich om gelukkig te worden en 't is een zeer groot voordeel voor de menschheid, dat de voorstelling van 't geluk, waarnaar iedereen streeft, al naar den stand, het vak, ja zelfs naar den ouderdom, zeer verschillend is. Wij zullen er ons hier niet meê bezig houden, waarin de menschen hun geluk erkennen en zoeken, doch eenvoudig eenige omschrijvingen van 't geluk mededeelen, die er door bekende wijsgeeren en schrijvers van gegeven zijn en min of meer belangrijk schijnen.
Robert Owen zegt: ‘'t Geluk, door de opvoeding en de gezondheid opgewekt, bestaat in den wensch om de vreugde zijner naasten te vermeerderen, in het afschudden van alle bijgeloof, in welwillendheid en liefde jegens den naaste.’
Deze theorie is zeker verweg te verkiezen boven de ontmoedigende filosofie van sommige in tranen wegsmeltende denkers, die met Ballanche zeiden: ‘Ik heb erkend, dat het geluk eene vreemde plant is, welke in den hemel groeit en op aarde niet geacclimatiseerd kan worden.’
Materialistische wijsgeeren hebben met Fourier gezegd:
‘'t Geluk, waarover men zoo gestreden en zooveel onverstandigs gezegd heeft, bestaat hierin: Vele hartstochten te hebben en veel middelen te bezitten, om die te bevredigen.’
Fijngevoelige epicuristen hebben met Eugéne Sue geschreven: ‘Het ware geluk bestaat in een bescheiden welstand, geheiligd door den arbeid, verfraaid door de vriendschap en de schoone kunsten, verhoogd door edele genietingen des geestes, gereinigd door het bewustzijn van het ware en goede en, boven dit alles, in een vast geloof aan de onsterfelijkheid der ziel, waardoor men voor de vrees voor den dood gevrijwaard is.’
Destutt de Tracy verzekert dat ‘'s menschen geluk in verhouding staat tot de vele eischen die hij stelt.’
De Rémusat zegt: ‘'t Geluk heeft geen anderen maatstaf dan 't gevoel; het bestaat slechts door den indruk dien het opwekt. Zijne geheele werkelijkheid berust in 't hart.’
Joseph de Maistre zegt daarentegen: ‘'t Is een bewezen feit, dat het goede en kwade eene soort van loterij is, waarin iedereen, zonder onderscheid, een prijs of een niet kan trekken.’