[Nummer 21]
Liefde voor liefde.
om kersttijd.
Herklinke 't vol van luit en veldschalmei,
Dat Hemelsch lied, die jubelzang der rei
Van englen, nieuw voor Juda's treurvallei,
De glorie rijze in hymnen op voor God,
En aan den mensch, bij wisslend levenslot
Op aarde trouw aan 's Heeren heilgebod,
O blijder taal had de aarde niet gehoord,
Geen lied weerklonk zoo lieflijk in dit oord
Sinds vrede en eer moedwillig zijn verstoord
Toen 't eigen recht van God werd aangerand,
Vertreden! Toen, met roekelooze hand,
De koningsstaaf van Eden werd verpand
Herklink' dan 't lied met jublend feestgeschal!
Hersteld is de eer des Scheppers van 't heelal
Hersteld de vrede in d'eersten zondeval
Want Hij verscheen, die teeder ons bemint,
In wien ge, o God, Uw glorie wedervindt,
Die vrede brengt op aarde, als schreiend kind
O liefde van een menschgeworden God!
Door Uwe trouw aan 's vaders heilgebod
Hebt gij den mensch uit zijn ellendig lot
Niet spa hebt Gij gewacht op Gods bevel,
Om ons te worden 's Vaders eerherstel
En vrede op aard'.... Wat U, Emmanuel,
Welk offer wordt door U teruggevraagd,
O Hemelsch Kind der Engelreine Maagd,
O Liefdezon, die, ons ten heil gedaagd,
Wat, minlijk Kind, wat anders kan het zijn
Dan liefde? Wederliefde, niet in schijn,
Maar eed'le, volle, in vreugde en zorg en pijn
|
|