De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6
(1889-1890)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaria Antoinette,
Koningin en Martelares.
| |
IX.
| |
[pagina 207]
| |
Marie Jeanne Gornart de Vaubernier was afkomstig uit de geboorteplaats van Jeanne D'Arc en de dochter van een armen stadsschrijver; zij werd als kind naar een modehandelaar te Parijs gezonden, om het modemaken te leeren. Het is zeker, dat zij reeds op jeugdigen leeftijd te Parijs in de demi-monde van het moderne Babel den naam l'Ange (Engel) droeg. De graaf Du Barry, uit Lévignan (in de nabijheid van Toulouse), een zedeloos jonkman en een volmaakt roué, die in de gemeenste huizen verkeerde, vatte genegenheid voor haar op, bracht haar met verscheidene ridders van 't hof in aanraking en maakte haar tot dame d'honneur in een privaat speelhuis, waar haar de eerste kamerdienaar des konings, Lebel, leerde kennen. Lebel bracht de schoone l'Ange te Versailles; natuurlijk verzweeg men hare afkomst en haar verleden; en toen men zag hoezeer zij den koning wist te bekoren, waren de hertogen De Richelieu en van Aiquillon er op bedacht, haar uit te huwelijken en daarna aan den koning af te staan. De markiezin De Pompadour was eene geestvolle vrouw geweest; zij had veel geld verkwist, maar daarbij kunsten en wetenschappen gesteund; voor den hertog De Choiseul was zij altijd onderdanig geweest. Maar met de gravin Du Barry was 't een ander geval. De markiezin De Pompadour had altijd nog eenigszins een edel karakter behouden en getoond, - de gravin Du Barry was gemeen; zij plunderde de schatkist op zoo schandelijke wijze, dat bijvoorbeeld haar broeder op éen avond 140,000 frank kon verspelen. De hertog De Choiseul hoopte in de aartshertogin van Oostenrijk, als gemalin van den dauphin, de vrouw te vinden, die de macht der gravin Du Barry zou vernietigen; de gravin daarentegen had zich voorgenomen, niets te ontzien om als overwinnares den strijd te verlaten, indien Maria Antoinette het zou durven wagen, haar de handschoen toe te werpen. Toen de koning haar eene kop koffie toereikte, begeerde zij van hem een twaalftal lettres de cachet. De persoonlijke vrijheid was onder de heerschappij der minnaressen in Frankrijk eene hersenschim geworden. De lettres de cachet waren oningevulde bevelen tot inhechtenisneming, die door den koning bij dozijnen en honderden aan gunstelingen werden geschonken; deze behoefden nu slechts den naam van hun vijand in te vullen, en hij werd gevangen genomen en zoo lang in den kerker gehouden totdat een machtiger gunsteling zijne invrijheidstelling bewerkte. ‘Voor wie?’ vroeg de koning, de bekoorlijke vrouw verliefd aanziende. ‘Hebt ge dan nog vijanden in Frankrijk?’ ‘Choiseul laat ze van de andere zijde des Rijns overkomen.’ ‘Die arme hertog! Ge hebt hem geheel verslagen.’ De gravin lachte en liet daarbij hare schoone tanden zien. ‘Ge moet me 't genoegen doen, hem naar de Bastille te zenden,’ zeide zij, Lodewijk op de wang streelend. ‘Dierbare Marie, ik haat hem evenzeer als gij, maar zijne partij is machtig, en 't zou in 't land eene groote opschudding veroorzaken. Bovendien zou 't het nauwelijks gesloten verbond met Oostenrijk in de waagschaal stellen. Laat de politiek rusten; ik veroorloof u, den hertog te ergeren zooveel ge wilt, maar ge moet den minister ongemoeid laten.’ ‘Dat verbond,’ mompelde de gravin met een pruilend gelaat, ‘is gesloten om mij te vernederen. Maar liever dan me aan de beschimping mijner vijanden bloot te stellen, verlaat ik nog heden Parijs.’ ‘Wie heeft het gewaagd u te beleedigen? Ik zal een streng onderzoek doen instellen.’ ‘Ik zie reeds dat mijne vijanden over mij triomfeeren. Choiseul gaat naar de Bastille, - of ik verlaat Parijs.’ Lodewijk XV bad en vleide. Hij was in niet geringe verlegenheid; hij wilde de schoone vrouw niet vertoornen, en toch kon hij haar verzoek niet toestaan, zonder met Oostenrijk in onmin te geraken, dat zijnen zoon de door den hertog verworven bruid toezond. De gravin wist dat zij veel kon gedaan krijgen, maar altijd overvragen moest. Eindelijk liet zij zich door de beden van Lodewijk schijnbaar overreden en beloofde te Parijs te zullen blijven, als hij haar toestond in de tegenwoordigheid van Maria Antoinette aan 't hof te verschijnen. Lodewijk beloofde het haar. 't Was voor de koningin Maria Leszinska de grootste vernedering en eene grievende beleediging, dat de markiezin De Pompadour aan 't hof was verschenen; de gravin Du Barry eischte hetzelfde tegenover Maria Antoinette; zij wilde met de aartshertogin op gelijken voet gesteld worden; de trotsche dochter der Habsburgers moest de wangen der minnares kussen, als behoorde zij tot de koninklijke familie. Dit was de ontvangst, die Maria Antoinette werd bereid! | |
X.
| |
[pagina 208]
| |
om daar rust te houden. Maria Antoinette ontving ook hier de ceremonieele bezoeken, en de eenige, die 't waagde haar meer dan holle frazen te zeggen, had haar niets goeds te verkondigen. ‘Madame,’ zei de hertog De Choiseul, toen hij haar zijne opwachting maakte, ‘ge zult aan 't hof geene gemakkelijke taak hebben. Uit alle oorden van Frankrijk zijn duizenden hierheen gekomen, om u te zien en de bruid van den dauphin te begroeten, en toch is er aan 't hof eene partij, die den koning wil doen gelooven dat het volk het verbond met Oostenrijk verafschuwt en eene verbintenis met het huis Habsburg met weerzin ziet. Aan 't hoofd van die partij staan mijne persoonlijke vijanden, de gravin Du Barry, de maarschalk hertog De Richelieu en de hertog van Aiquillon. Men gaat zelfs zoo ver, den koning te doen gelooven dat ik hem 't leven zou willen benemen, omdat door de troonsbestijging van den dauphin, uw echtgenoot, de invloed van Oostenrijk overwegend zou worden. De gravin Du Barry ziet in u eene vijandin, en indien ik u een raad mocht geven, zou ik u zeggen: verklaar haar den oorlog niet vóordat ge van de overwinning zeker zijt; die vrouw is machtiger dan ge kunt denken.’ Maria Antoinette lachte ongeloovig. ‘Mijnheer de hertog,’ antwoordde zij, ‘ik geloof niet dat ik ooit in de noodzakelijkheid zal komen, mijn invloed met dien van die vrouw te meten. We zullen elkander wel nimmer ontmoeten.’ ‘Ge vergist u, madame! De gravin Du Barry verschijnt aan 't hof, en bij uwe komst te Versailles zal zij aan u voorgesteld worden.’ Een hevige blos kleurde het gelaat van Maria Antoinette. ‘Mijnheer de hertog, ge schertst,’ zeide zij. ‘Wat ik zeide, klinkt ongelooflijk,’ hernam hij, ‘maar ik heb gehoord dat de gravin voor het hof reeds een kleed heeft besteld. Men houdt de zaak geheim; om elke tegenwerping te voorkomen. Ik heb u gewaarschuwd en verzoek u, mijne mededeeling geheim te houden.’ Maria Antoinette gevoelde zich ten hoogste verontwaardigd; zij dacht er zelfs aan, eene verklaring te vorderen en liever dadelijk terug te keeren dan zich zoo te laten hoonen, toen de hertog, die hare gedachten scheen te raden, haar weer bemoedigende woorden deed hooren. ‘Madame,’ sprak hij op fluisterenden toon, ‘de koning is oud; een korten tijd moet ge trachten u zelven te beheerschen en u 't een en ander laten welgevallen, en de schoonste en edelste taak zal u eenmaal ten deel vallen; ge kunt Frankrijk gelukkig maken. De dauphin heeft met de slechte neigingen van zijn vader; ik heb bemerkt dat gij op hem een diepen indruk hebt gemaakt; hij heeft een goed hart, is zachtmoedig en zal gewis een trouw en teeder echtgenoot voor u zijn. Om zijnentwil, in 't belang van de toekomst van Frankrijk, in dat van het verbond met Oostenrijk, om de schoone en grootsche taak die u wacht, bid ik u, wees toegevend voor eene zwakheid van den koning, duld de heerschappij van eene vrouw, die gij later zult kunnen vernietigen en wees vooreerst slechts de gemalin van den dauphin, totdat de kroon u de macht verleent, hen die het verdienen uwe billijke verontwaardiging te doen gevoelen.’ Maria Antoinette scheen in haar binnenste een hevigen strijd te voeren, maar niettemin dankte zij den hertog voor zijn raad met een vriendelijken blik. ‘Ik zal uwe woorden in ernstige overweging nemen,’ zeide zij; ‘ik besef dat ge daarin volkomen gelijk hebt, dat ik ter wille van de grootsche taak die mij wacht, en om de gewichtige belangen die 't geldt, het terrein moet leeren kennen vóordat ik een besluit neem hoe ik handelen zal.’ Toen men den volgenden dag het slot te Versailles binnentrad, beefde het geheele gebouw van een vreeslijken donderslag, en een hevig onweder ontlastte zich dadelijk daarna met voortdurend hardere donderslagen. ‘Een slecht voorteeken voor de Oostenrijksche,’ fluisterde de hertog De Richelieu een hoveling toe, en allen schenen die meening te deelen. Maria Antoinette beefde. De dauphin bood haar zijn arm. ‘Ge komt bij slecht weder,’ sprak hij zacht; ‘maar gelijk de geheele natuur na een onweder verfrischt is en de lucht weer opheldert, moge ook de hemel onzer toekomst, waaraan gij de zon zijt, helder en vroolijk worden! Ik kan alleen God bidden, dat Hij uwe komst in dit slot zegent en mij de kracht schenkt, voor u datgene te worden wat ik wezen moet, een teederminnend gade, een vriend en beschermer. Wees verdraagzaam, indien iets u mocht mishagen; wees toegevend jegens mij, en ik hoop dat 't u nimmer zal berouwen dat ge uwe hand in de mijne hebt gelegd.’ Die hartelijke woorden waren voor Maria Antoinette een verzachtende balsem en schonken kalmte aan haar hevig bewogen gemoed; zij waren de eerste liefderijke groet, dien zij hier ontving, en hij deed haar hart goed, want die groet kwam van hem, die haar alles moest vergoeden wat zij in haar vaderland had achtergelaten. | |
XI.
| |
[pagina 209]
| |
doorkliefden bliksemstralen de lucht en deed de donder zich hooren. De nederstroomende regen had het vuurwerk en de illuminatie uitgedoofd en de menigte uiteengejaagd. Werd de teedere jonge vrouw reeds door onrustbarende voorgevoelens gekweld, zoo beschouwde zij dit vreeselijk weder als een nieuw slecht voorteeken; zelfs de hemel scheen hare huwelijksvreugde te willen verstoren. Men had niet minder dan twintig miljoen franks tot opluistering van het huwelijksfeest bestemd, en onder de jubelende menigte waren duizenden, die er over morden, dat men het geld den armen onthield, die honger leden. De feestelijkheden, waarmede men Maria Antoinette te Versailles ontving, werden bitter gehekeld. Dat was het begin van het ongelukkige lot, dat haar in Frankrijk wachtte; het einde er van zou zijn, dat zij het schavot met haar bloed zou besprengen. Had zij een voorgevoel dat zij eene donkere toekomst tegemoet ging, of was hare stemming alleen een gevolg van de verschillende zich herhalende voorteekenen en van de vernederingen, die zij zich had moeten laten welgevallen? Als een burgerman trouwt, is de huwelijksdag een groote feestdag. Hij betoont zijne bruid de teederste liefde en opmerkzaamheid, en zijne familie, zelfs als zij tegen de echtverbintenis is, zal dit de bruid op haren huwelijksdag niet doen gevoelen. Hier had de familie voor den bruidegom aanzoek gedaan om de hand der bruid, haar familietrots was door de etikette, waarvan men niet had willen afwijken, gekrenkt geworden; de stijfheid der vormen had den dauphin verhinderd haar door hartelijkheid met haar lot te verzoenen, en zijne beschroomdheid droeg het hare er toe bij, om haar te doen gevoelen hoe eenzaam en verlaten zij was. Zij had reeds genoeg zien, om overtuigd te zijn hoe groote oneenigheid er aan het hof heerschte; zij wist dat het volk ontevreden was; was het dan wonder, dat droevige voorgevoelens haar bestormden? Zij had een gevoel als ware zij in dit land eene vreemdelinge en alsof zij slechts de keus had tusschen twee uitersten: óf zich als eene martelarts te beschouwen, alles geladen te dulden en te bidden dat God haar van deze wereld verloste, óf zich over te geven aan de lichtzinnigheid, die zich om niets bekommert, zich met den schijn van geluk vergenoegt, als het geluk zelf ons niet beschoren is, en slechts het oogenblik geniet, onbezorgd wat de volgende dag zal brengen. Après nous le déluge, dat was de zinspreuk aan dit hof, de zinspreuk der lichtzinnigheid, - zou zij zich dan met zorgen kwellen, terwijl allen zich in den maalstroom lieten medesleepen? Aan den rand des afgronds zwelgde en danste het hof; men juichte op den vulkanischen bodem; zij zag allen om zich heen zich aan 't genot en de vermaken overgeven, - zou zij zich ook niet bedwelmen? Dit waren de gedachten der wachtende bruid. Zacht werd de deur geopend, maar in plaats van den dauphin kwam de koning de kamer binnen. Hij groette Maria Antoinette, die was opgestaan en van schaamte bloosde. Eerst nu zag Maria Antoinette dat de dauphin na den koning was binnengekomen. Lodewijk XV zei, dat het een oud gebruik was, den bruidegom de bruid toe te voeren. De koning kuste de dauphine op het voorhoofd en verliet met de hertogin de kamer. ‘Madame,’ sprak de dauphin zacht, toen hij met zijne gemalin alleen was, ‘ge zijt bleek, ge beeft!’ ‘Ik ben zeer ontroerd,’ gaf Maria Antoinette ten antwoord. ‘Dit vreeslijk weder op mijn huwlijksdag schijnt mij een slecht voorteeken toe. Hoort ge den storm.’ In dat oogenblik ratelde een hevige donderslag, en een ontzettend gekraak deed het jonge paar vreeslijk ontstellen. 't Scheen alsof de orkaan in al zijn geweld losbrak; hij ontwortelde de boomen in het park, beelden werden nedergeworpen, de gordijnen waaiden heen en weer, de regen kletterde tegen de ruiten. De aartshertogin beefde van angst. De dauphin ging naast haar zitten, zeide haar dat dergelijke stormen dikwijls woedden, maar de sterke muren van 't kasteel haar tegen elk gevaar beschermden. Zij schudde het hoofd. ‘Ik vrees niet het woeden der elementen,’ mompelde zij, ‘maar de teekenen des hemels, waarmede God de menschen beangstigt en waarschuwt.’ En nu vertelde zij hem het gezicht, dat zij te Straatsburg had gehad den eersten nacht dien zij op Fransch grondgebied had doorgebracht. Ook 't gelaat van den dauphin verbleekte thans. Een nieuwe donderslag ratelde. Maria Antoinette zonk op de knieën, de dauphin insgelijks. Zij baden te zamen voor het Christusbeeld; eene groote vrees had hen aangegrepen. | |
XII.
| |
[pagina 210]
| |
later uitbrak, en de komst van Lodewijk XVI op den troon met verlangen werd tegemoet gezien, had het toch den bekwaamsten en besten opvolger niet kunnen gelukken, alles goed te maken wat hij bedorven had.
otto van wittelsbach verovert den burcht van alberik
Acht dagen na den dood van Lodewijk XV scheen aan 't hof alles veranderd te zijn; de geheele aanhang van den hertog De Choiseul kwam in massa aansnellen, om bij den zegevierenden terugkeer van hun opperhoofd tegenwoordig te zijn. | |
[pagina 211]
| |
Men twijfelde er niet in 't minst aan dat de jonge koning (Lodewijk XVI was nog geen twintig jaar) den Oostenrijkschen invloed zou herstellen en den hertog De Choiseul terugroepen; maar men dwaalde schromelijk: Lodewijk XVI, gesteund door zijne broeders, weigerde den hertog terug te roepen.
de reddingboot, naar de schilderij van a. hagborg.
Alzoo besteeg Lodewijk XVI den troon te midden van ontevreden partijen. De aanhangers van den hertog De Choiseul waren teleurgesteld; de hertog van Orleans haakte naar den troon; de wijsgeeren verkondigden de rechten der menschheid; alle partijen haatten de koningin, en deze verklaarde zelve: De Franschen zullen me nimmer beminnen, want ze zullen van mij geene bonmots hooren.’ Maria Antoinette verbande de gravin Du Barry uit Parijs; zij verbande tevens van 't hof de haar zoo lastige etikette; de schoone jonge vrouw wilde zich thans verheugen in het bezit der kroon en haar glans en daarin door geen dwang gehin- | |
[pagina 212]
| |
derd worden. Hoe schooner, beminlijker en grilliger de jonge koningin was, des te lichter viel het hare vijanden, haar te belasteren, en daarmede begonnen de oude koninklijke tantes. Wat de eerste vermoedde, herhaalde de tweede vragend, de derde bevestigde het, en de vierde maakte er een geloofwaardig verhaal van. Er vormde zich tegen haar eene aaneengesloten partij, die alles berispte wat zij deed, hare briefwisseling met Weenen verraad, hare luimen lichtzinnigheid, hare pronkzucht verkwisting noemde; en, lichtvaardig genoeg, achtte Maria Antoinette hare tegenstanders te gering; in het denkbeeld dat zij per slot van rekening toch de koningin was, gaf zij zonder zich aan iets te storen aan al hare luimen toe. De koningin vond een hoofdsieraad van veeren uit, dat werkelijk belachlijk was; men waagde het de paarden der hofrijtuigen van dat sieraad te voorzien, en vertelde dat Maria Theresia, toen zij de beeltenis van hare dochter ontving, had uitgeroepen: ‘Ze ziet er niet uit als eene koningin, maar als eene tooneelspeelster!’ Nauwlijks was de gravin Du Barry verbannen en de hertogin van Aiguillon verwijderd, of het verbanningsdekreet tegen den hertog De Choiseul werd opgeheven, maar 't gelukte Maria Antoinette toch niet, hem tot minister te doen benoemen. Die nederlaag verbitterde haar. ‘Als eene vreemdelinge behandeld en bijna alleen staande aan een hof, waar zij wist dat zij niet bemind was en meende dat men hare waardigheid miskende, ’ schrijft Crusenstolpe, ‘was het niet te verwonderen dat zij ook als koningin van Frankrijk aartshertogin van Oostenrijk bleef, een kleinen kring om zich vormde en de haar vijandige grootwaardigheidbekleeders des rijks opzettelijk veronachtzaamde en van zich verwijderde. In plaats van de vroegere etikette aan 't Fransche hof, die wel is waar lastig, maar toch wel te verdragen was geweest, voerde zij den vrijen, ongegeneerden toon der burgerlijke familie in. Zij maakte bijvoorbeeld - iets wat tot dusver nooit gezien was - wandelingen te voet, waarbij zij slechts door eene of twee hofdames werd vergezeld, en deed dit op elk uur van den dag, ja zelfs des avonds, wanneer zij in 't park de versche lucht wilde inademen. Vooral begunstigde de koningin de familie De Polignac, in weerwil van de afkeuring, welke de verheffing dier familie algemeen verwekte; zij werd met de hertogin zeer bevriend en gaf aan al hare bloedverwanten invloedrijke betrekkingen. ‘De algemeene oppositie,’ zegt Crusenstolpe, ‘maakte het Maria Antoinette tot eene behoefte, haar vertrouwen juist aan hen te schenken, die met het vroegere hof in minder goede verstandhouding waren geweest. De koningin had eene vertrouwde vriendin noodig.’ De hertogin De Polignac was schoon, beminlijk, slim en eene buitengewoon goede tooneelspeelster; zij beheerschte de koningin geheel, bezigde haar invloed tot allerlei intriges, beroofde oude geslachten van de in hunne familie erfelijke ambten, om ze aan hare bloedverwanten en aanhangers te schenken en dezen te verrijken; zij lachte om de smaadredenen die men tegen haar richtte, en dreef een vormelijken handel in ambten en titels. 't Was er de hertogin De Polignac om te doen, zich de gunst der koningin zoo spoedig en zooveel mogelijk ten nutte te maken, onverschillig of zij door hare handelingen de koningin in 't verderf zou storten, en bij hare pogingen werd zij krachtig ondersteund door hare schoonzuster, de gravin Diana De Polignac, eene leelijke, heerschzuchtige en wraakzuchtige vrouw. Deze Polignacs waren het, die Maria Antoinette verhinderden in Frankrijk populair te worden, en haar van iedereen vervreemdden. Er viel eene donkere schaduw op de koningin in het oogenblik toen zij zich een eigen kring vormde uit personen, die algemeen veracht werden De prinsessen en de hooge adel trokken zich geheel van het hof terug en kwamen er alleen op dagen dat dit eene volstrekt vereischte was. Deze kliek, die de vernedering der Oostenrijksche had gewild, wreekte zich er over dat Maria Antoinette zich niet aan de oude gebruiken en aan hare heerschappij had onderworpen, door zich met veel vertoon terug te trekken, alsof zij te trotsch was om aan 't hof te verkeeren. Maria Antoinette had zich een eigen kring gevormd, om hen terug te zetten, en - zij scheen door hen in den ban gedaan. Zoo zegevierde de partij, die in Frankrijk geworteld was, over de vreemdelinge. Maria Antoinette gevoelde dit en werd voortdurend bitterder gestemd; met alle kracht wilde zij het haar beangstigend gevoel, door allen gehaat te zijn, onderdrukken. Maar in plaats van luisterrijke feesten te geven en evenals de vorige koninginnen van Frankrijk door den glans van haar hof en hare omgeving op de groote massa indruk te maken, ging zij naar het door de uitspattingen der Orleans beruchte St. Cloud en verscheen dagelijks bij de wedrennen en de volksvermakelijkheden, die daar gehouden werden. Zij hoopte zich daardoor populair te maken, doch men was er te veel aan gewoon, de koninginnen in de glorie van ongenaakbare majesteit te zien dan dat deze nieuwe mode niet den spotlust zou hebben opgewekt. Men zeide te Parijs dat het volk des Zondags naar St. Cloud stroomde, om de waterleiding en de Oostenrijksche te gaan zien; 't was alsof zij door iedereen opgemerkt wilde worden; men hield de koningin, die zich van de etikette vrijmaakte, voor eene kuriositeit. Ware Maria Antoinette bemind geweest, dan zou deze nederigheid de Franschen verrukt hebben, nu spotte men er mede. Hare vijanden verspreidden bovendien het gerucht, dat Maria Antoinette de oude gebruiken veranderde, oogenschijnlijk om het volk te behagen, maar in werkelijkheid om in 't geheim verboden genot te kunnen smaken. Men achtte het eene beleediging, dat de Oostenrijksche, omdat 't haar niet gelukt was den invloed van Oostenrijk in Frankrijk te doen gelden, zich wreekte door den hoogen adel van Frankrijk terug te zetten en met de altijd aan 't Fransche hof geheerscht hebbende etikette te breken. Maria Antoinette veranderde echter niet alleen de gebruiken, maar ook de mode. Wit stond haar beter dan gekleurde zijde; zij en hare hofdames kleedden zich dus in Brusselschen kant, terwijl de vorige koninginnen ongehoorde sommen aan gekleurde zijde hadden besteed en daardoor de zijdeweverijen te Lyon deden bloeien. Duizenden huisgezinnen werden alzoo in hun bestaan bedreigd; men zond haar een ootmoedig verzoekschrift, doch deed haar dit toekomen door bemiddeling van de tantes der koningin, en omdat dezen de bemiddelaarsters waren, antwoordde Maria Antoinette scherper dan zij anders zou hebben gedaan. En niet alleen werd bij de nieuwe mode de stof veranderd, maar ook de snede der kleedingstukken. Het lastige, overladen lange kleed en de stijve krullen verdwenen; de koningin koos het uitgesneden toilet, dat haar voortreflijk kleedde, maar beschouwd werd als min zedig. Dit alles had men van eene Française kunnen dulden, maar van de gehate Oostenrijksche kon men het niet verdragen, en ofschoon de modes, die Maria Antoinette invoerde, overal bijval vonden, en die tijd niet door strengheid van zeden uitmuntte, vond toch de laster altijd nieuwe stof, om in alles een bewijs van de lichtzinnigheid der koningin te zien. (Wordt voortgezet.) |