Babylonië en Assyrië.
(Vervolg en Slot.)
Niet slechts als krijgsheld, ook als bestuurder van zijn rijk heeft Nebukadnezar zich een onsterfelijken roem verworven. Het doel van al zijn streven was, den landbouw en den handel van Babylonië tot den hoogsten trap van volkomenheid te brengen en te gelijkertijd zoowel de hoofdstad als het geheele land tegen de aanvallen van oorlogzuchtige naburen te beveiligen.
Tot verbetering van den landbouw in zijn door eene gloeiende zon beschenen land was de volmaking van het stelsel van besproeiing der velden eene dringende behoefte. Ook de handel zou daardoor eene nieuwe vlucht nemen; want de kanalen, die tot het eerstgenoemde doel moesten aangelegd worden, dienden tegelijk tot waterwegen, en zoodra de felle, alles meesleepende stroom van den Euphraat en den Tigris daardoor gematigd werd, konden de schepen der Babyloniërs even goed stroomopwaarts als stroomafwaarts varen.
Van zulke beginselen uitgaande liet Nebukadnezar door geheel Babylonië reusachtige werken aanleggen. Daarbij drukte hij het volk niet door belastingen. De onnoemlijke buit, dien hij op zijne krijgstochten verzameld had. vooral de uit Ninivé en Jerusalem meegebrachte schatten, gevoegd bij de schatting, welke het onderworpen Syrië en de rijke Phoenicische steden hem betalen moesten, verleende hem de middelen om zulke onmetelijke werken tot stand te brengen. Volgens een bepaald stelsel werden door het gansche land dijken opgeworpen en kanalen gegraven. Zij dienden niet alleen om het water van den Euphraat naar elk punt van het land te leiden en alzoo den grond gedurende den heeten zomertijd vruchtbaar te maken, maar ook om de vernielende overstroomingen van den Tigris af te wenden, en om te voorkomen dat de landstreken, die aan den mond der rivieren gelegen waren, geheel en al in moerassen werden herschapen. De oevers van den Euphraat werden overal ingesloten door sterke dijken, over welker lengte en hoogte Herodotus met bewondering spreekt. Zoo danken dan de grootsche waterbouwkundige werken in Babylonië hun ontstaan aan Nebukadnezar. Uit hun groot aantal vermelden wij slechts een enkel der meest beroemde: het kanaal Nahar Malka, dat is de koningsgracht, dat den Euphraat met den Tigris verbond, en hetwelk zóó breed en diep was, dat het door het grootste schip kon bevaren worden. Herodotus beschrijft het als het grootste der Babylonische kanalen.
Nog beroemder dan de koningsgracht was in de oudheid het kunstmatige meer bij Sepharvaïm, waarvan de omtrek meer dan tien mijlen en de diepte meer dan vijf en dertig voet bedroeg. Het kon door sluizen geopend en gesloten worden, en diende tot regeling van den afloop des waters. Om deze regeling tot volkomenheid te brengen, liet Nebukadnezar ook voor den Euphraat eene nieuwe bedding met vele en sterke krommingen graven, om op die wijze de kracht van den snellen stroom te breken.
Door deze kunstmatige en volgens een bepaald plan tot stand gebrachte waterwerken werd Babylonië het vruchtbaarste land van Voor-Azië. De Grieken bewonderden de overvloedige opbrengst der landerijen. Zoo verhaalt Herodotus, dat daar akkers waren, die twee- tot drie-honderdvoudige vrucht droegen.
***
Ten gevolge van zijne voortreffelijke waterwegen werd Babylonië een rijke handelstaat, die den overvloed zijner weelderige producten heinde en ver in de oude wereld verspreidde. Met het aangroeien van den rijkdom des lands werd de verleiding voor de naburige volken, voornamelijk voor de oorlogzuchtige Meden, om strooptochten in Babylonië's vruchtbare vlakten te doen, dagelijks grooter. Nebukadnezar legde zich derhalve ernstig toe op het bouwen van kunstige vestingwerken, tot verdediging van het land. Met dit doel bouwde hij aan de noordelijke grenzen van het landschap Sinear, ongeveer vijftien tot twintig mijlen boven Babylon, een sterken muur, die van den Euphraat tot aan den Tigris reikte. Hij diende om het land tegen de invallen der Meden te beschermen en werd daarom de Medische muur genaamd. Zijne lengte bedroeg van twaalf tot vijftien mijlen, terwijl hij twintig voet breed en honderd hoog was. Hij was opgetrokken van gebakken tichelsteenen, die door asphalt-mortel verbonden waren.
Op die wijze was het hart des lands tegen plotselinge aanvallen beveiligd. In weerwil hiervan bleef het echter mogelijk, dat een sterk leger in Babylonië binnendrong. Slechts eene onneembare vesting was in staat om aan zulk een inval op den duur weerstand te bieden. In zulk eene vesting die nog sterker moest zijn dan het verwoeste Ninivé, wilde Nebukadnezar de hoofdstad Babel herscheppen.
Daar Babel aan den westelijken oever van den Euphraat lag, werd de stad in het Oosten door de rivier gedekt. Maar even als de Tigris eens de vijand van Ninivé geworden was, zóó kon ook de Euphraat lichtelijk de vijand van Babylon worden. Buitendien was het mogelijk dat een vijandelijk leger den tegenover-liggenden oever bezette, en zóó de gemeenschap van de hoofdstad met het overige land belemmerde. Om dit te voorkomen, besloot Nebukadnezar de stad ook op den oostelijken oever uit te breiden en haar overal sterk te bevestigen.
Van dit plan uitgaande bracht hij die versterking van Babylon tot stand, welke de bewondering der geheele oude wereld opwekte. De muren der oude stad werden verhoogd en verbreed; de nieuwe stad aan de overzijde van den Euphraat werd omringd met even zware muren, waarbinnen groote vakken openbleven tot uitoefening van den landbouw. Eene diepe gracht, die uit den Euphraat gevoed werd, beschermde den muur van buiten; 250 torens verhieven zich boven dit reusachtige werk, omtrent welks hoogte en zwaarte verschillende, waarschijnlijk ten deele overdreven berichten tot ons gekomen zijn. Wij mogen echter veilig aannemen, dat de muur ongeveer tweehonderd voet hoog en dertig tot veertig voet dik was. Kostbare metalen poorten verleenden toegang tot de stad.
De oevers van den Euphraat werden aan beide kanten van hooge, met muurwerk bekleede bolwerken voorzien. Opdat de vijand echter niet te eeniger tijd langs den stroom in de stad zou dringen, werden de vestingmuren ook langs de beide oevers der rivier doorgetrokken. Metalen poorten verleenden aan het einde der straten, die op den Euphraat uitliepen, den toegang tot de rivier, naar welke men langs gemetselde trappen afdaalde. Eene brug met steenen pijlers verbond de beide deelen der stad.
In de nabijheid der rivier bouwde Nebukadnezar een prachtigen koninklijken burg; hier stichtte hij ook een der wonderwerken van de oude wereld, hetwelk de latere overleveringen aan Semiramis hebben toegeschreven, de beroemde hangende tuinen.
***
De gemalin van Nebukadnezar, Amites, was eene Medische vorstin. Zij kreeg het heimwee naar de schoon aangelegde wandeldreven van haar vaderland, die op de Medische gebergten in weelderige pracht tierden. Om harentwil schiep de koning een wondertuin; hij liet een terras bouwen van vierhonderd voet in het vierkant, hetwelk zich tot aan den Euphraat uitstrekte en zóó hoog gelegen was, dat het boven den honderdtwintig voet hoogen toren van den burg uitstak.