zij alles van naderbij geheel anders vonden dan op een afstand, geraakten zij geheel in verwarring. De paarden wierpen hunne berijders af of renden, zonder langer aan den teugel te gehoorzamen, met hunne ruiters den vijand in den mond.
Semiramis maakte met groote vaardigheid van het behaalde voordeel gebruiken met hare keurtroepen joeg zij de Indische ruiters op de vlucht. Koning Slabrobates liet zich echter door den terugtocht zijner ruiterij niet in verwarring brengen. In gesloten gelederen deed hij het voetvolk oprukken, met de olifanten voorop. Hij zelf voerde den rechtervleugel in het gevecht en drong, op den voortreffelijksten zijner olifanten gezeten, met onweerstaanbaar geweld op de koningin aan, die toevallig tegenover hem stond. Tegelijk begonnen ook de andere olifanten den aanval, en slechts korten tijd hielden de troepen, welke Semiramis omringden, stand tegenover deze dieren, die met de grootste onverschrokkenheid en als hoogmoedig op hunne sterkte alles wat zich in hunnen weg plaatste in een oogwenk verpletterden. Velen vonden daar op verschillende wijze den dood. Sommigen werden door de olifanten onder de voet getreden, anderen met de tanden verscheurd, anderen weer met den snuit in de hoogte geslingerd. De lijken lagen bij hoopen op het slagveld; het zoo dreigend gevaar verspreidde allerwege schrik en ontzetting; niemand waagde het langer stand te houden.
Zoodra de gansche bende op de vlucht sloeg, stormde de koning van Indië op Semiramis zelve los. Eerst trof hij haar met een pijl aan den arm; vervolgens verwondde hij haar in den rug met eene werpspies, die echter afschampte. Dewijl de wond niet gevaarlijk was, ontkwam Semiramis, dank zij de vlugheid van haar paard, dat de haar nazettende olifanten ver vooruit snelde.
Alles vlood naar de brug. In deze enge ruimte drong het leger der koningin zoo sterk op één, dat velen door toedoen hunner eigene wapenbroeders omkwamen, doordien zij in het gewoel door ruiterij en voetvolk vertreden of platgedrongen werden. Daarbij dreven de Indiërs hen met geweld voor zich uit, zoo dat bij de overhaaste vlucht over de brug velen aan beide zijden er af gestooten werden en in het water vielen.
Nadat Semiramis het grootste deel der troepen, die zij uit de slachting gered had, gelukkig over den stroom had gevoerd, liet zij de touwen, die de brug samenhielden, doorsnijden. Daardoor werd de geheele vlotbrug in vele deelen gescheiden, die met eene menigte Indiërs, welke juist daarover gingen, door den snellen stroom zonder genade werden meegesleept. Zoo kwamen vele Indiërs om, en Semiramis had zich voldoende zekerheid verschaft, dat de vijand haar niet op den anderen oever zou vervolgen. Stabrobates zette den oorlog niet verder voort, dewijl er teekenen aan den hemel verschenen, die door de waarzeggers uitgelegd werden als waarschuwingen, dat hij niet over den stroom moest gaan. Semiramis wisselde de krijgsgevangenen uit, en keerde naar Bactra terug met een verlies van twee derden van haar leger.’
***
Omtrent het einde van Semiramis worden de meest uiteenloopende berichten ons meegedeeld. Volgens eene dier overleveringen had de koningin, toen zij uit den Indischen oorlog terugkeerde, zich in Medië op een steilen berg een burg doen bouwen, om van daar het geheele legerkamp te overzien. Een dienaar, die zijne meesteres haatte, wendde zich tot de zonen van Onnes en verhaalde hun, dat hun halfbroeder Ninyas hen zou laten ombrengen, zoodra hij aan de regeering kwam. Slechts één middel tot redding bestond er voor hen: zij moesten Semiramis van de rots naar beneden werpen en Ninyas vermoorden. Dan zouden zij ook niet langer het verdriet behoeven te verduren, dat de zedeloosheid hunner reeds bejaarde moeder hun dagelijks veroorzaakte. Onnes' zonen lieten zich verleiden. Bij een altaar verbonden zij zich onder eede tegenover den dienaar om Semiramis te vermoorden. Maar hun opzet werd verraden. Een Mediër, die toevallig achter het altaar lag te rusten, hoorde den eed en verwittigde de koningin van het haar bedreigend gevaar. Deze liet hare beiden zonen dooden.
Volgens eene andere overlevering ging de samenzwering tegen het leven van Semiramis niet van de zonen van Onnes, maar van Ninus' zoon, Ninyas, uit. Hij heeft, naar sommiger voorstelling, dan ook zijn voornemen volvoerd en zijne moeder vermoord.
Andere berichten verhalen ons daarentegen, dat de koningin, nadat zij deze samenzwering ontdekt had, vrijwillig de heerschappij aan Ninyas overgegeven en zelfs haren stadhouders geboden heeft voortaan haren zoon te gehoorzamen. Daarop trok zij zich in de strengste afzondering terug, werd in eene duif veranderd en vloog ten slotte met eene vlucht duiven uit het paleis weg. Volgens de mededeelingen van Diodorus bereikte Semiramis een ouderdom van 62 jaren, van welke zij 42 jaren regeerde.
***
Ninyas volgde Semiramis in de regeering op. Het scheen bijna dat hij eene vrouw was en dat zijne moeder een man was geweest; want Ninyas sloot zich in zijn koninklijken burg op, waar hij zich aan zinlijke uitspattingen overgaf; aan het volk vertoonde hij zich nooit. Veroveringstochten hadden voor hem niet de minste bekoorlijkheid: zorgvuldig bewaarde hij een ongestoorden vrede. Om echter zijne heerschappij te handhaven, liet hij jaarlijks uit alle onderworpen volken een bepaald aantal manschappen naar Ninivé komen, die onder het bevel van zijne getrouwste veldheeren gesteld en buiten de stad in een kamp vereenigd werden. Jaarlijks werden deze troepen verwisseld, zoodat den burgers elke gelegenheid om samenzweringen met hen te beramen afgesneden was.
Dit groote staande leger boezemde den onder het juk gebrachten volken zulk een ontzag in, dat zij het niet waagden in opstand te komen. Op dezelfde wijze regeerden, door vele geslachten heen, de volgende koningen. Hunne namen te noemen zou - zoo als Herodotus zegt - een overtollig werk zijn, daar zij geene enkele roemrijke daad verricht hebben.
De dertigste, van Ninus afgerekend, was Sardanapalus, die in zinlijke uitspattingen al zijne voorgangers overtrof.
Onder hem poogden de ten ondergebrachte volken eindelijk het knellende juk af te schudden. De Mediërs en Babyloniërs kwamen in opstand en onttroonden den koning, die ten toppunt van radeloosheid en geheel buiten staat om zijne heerschappij te handhaven, zich in zijn paleis met al zijne schatten verbrandde.
Ziedaar den hoofdinhoud der menigvuldige legenden, waarin het leven en de daden der gebieders uit het Assyrische koningsgeslacht gehuld zijn. Het laatste gedeelte dier overlevering is reeds door de geschiedenis weerlegd. Ten aanzien der regeering van Ninus en Semiramis ontbreken ons alle geschiedkundige berichten. Misschien zijn gelijk dit in de Egyptische geschiedenis met Sesostris het geval is aan Ninus en Semiramis de heldendaden van vele koningen toegeschreven; misschien ook zijn noch Ninus noch Semiramis historische personen, en schilderen de Grieken onder beider beeld ons de mythe van Assyrische godheden.
(Wordt voortgezet).