verrees er een steile scheidsmuur tusschen deze beide menschen, die in den grond huns harten goed en elkaâr genegen waren, menigmaal naar elkaâr verlangden, maar elkander 't leven zoo onaangenaam maakten, dat ten slotte de behoefte aan rust alle bedenkingen overwon, en de gedachte aan eene scheiding opwelde, daarna uigesproken werd en ten slotte tot uitvoering kwam.
Man en vrouw waren katholiek, zoodat de scheiding slechts voor de wet kon plaats hebben, en zelfs in dezen vorm groote moeielijkheden opleverde, daar de gronden er toe wettelijk niet golden. Zij besloten derhalve tot eene vrijwillige scheiding, waarop vooral de hartstochtelijk opgewondene vrouw aandrong, terwijl haar echtgenoot zijne toestemming slechts talmend en onder de bepaalde voorwaarde gaf, dat Anna niet van woonplaats verwisselen zou. Het motief tot dit verlangen was 't eenige kind van 't paar, een zesjarig dochtertje, aan wie de vader met zijne geheele ziel hing. Ik beklaag elk arm kind, dat in de zwoele atmosfeer van huiselijke oneenigheid opgroeit - weerloos en onmachtig zoekt zich 't jonge gemoed nu eens hier dan eens daar vast te klemmen, en ontbeert den zoo noodzakelijken vasten steun! Ook hier was de kleine, sedert het huiselijk geluk schipbreuk geleden had, slechts een voorwerp van afwisselende jaloezie tusschen de ouders geworden, in plaats van ze nauwer te binden.
't Kind zou onder de hoede der moeder blijven, en één dag in de week, des Zondags, bij haar vader doorbrengen. Om zich naar deze voorwaarde te schikken, keerde Anna niet, zooals ze verlangd zou hebben, naar hare ouders terug die in de provincie woonden, maar bleef in dezelfde woning, leefde stil en ingetogen, en ging slechts met eenige dames om.
't Kon slechts eene zeldzame beschikking van het toeval zijn, als de twee echtgenooten elkaâr in de groote stad ontmoetten, en werkelijk was er een vol jaar verloopen, zonder dat de gescheidenen met elkaâr in aanraking gekomen waren. Ofschoon zij elkaâr niet zagen, hielden zich toch hunne gedachten des te meer met elkander bezig, daar hun kind een levende band tusschen hen was en bleef. De kleine, welke aan beide ouders met gelijke innigheid hing, kon maar niet begrijpen, waarom haar steeds herhaalde voorslag geen gehoor vond, dat haar moedertje des Zondags toch meê zou gaan naar vader. Steeds op nieuw vervuld van zijn opgewekt liefdevol beeld, keerde ze naar huis terug, en gaf door hare argelooze berichten, zoo hier als ginds, voedsel aan een nooit uitgedoofd gevoel van verlangen en berouw. Niettemin waren trots en beleedigde eigenliefde, vooral in Anna's hartstochtelijk gemoed, nog te levendig, dan dat toegevendheid of zelfs eenige toenadering denkbaar kon zijn.
Om dezen tijd kwam eene beroemde zangeres in de stad, en gaf daar eenige gastvoorstellingen met den uitbundigsten bijval.
Door eene vriendin overgehaald, besloot Anna ditmaal eene uitzondering op hare gewone teruggetrokkenheid te maken, om de gevierde zangeresse eens te hooren, en koos daartoe Beethoven's Fidelio, die men voor de fraaiste rol der zangeresse hield. De dame, met wie Anna afgesproken had naar den schouwburg te gaan, zond tegen den avond een briefje, waarin zij Anna verwittigde, dat ze verhinderd was mee te gaan; zij stelde niettemin de kaartjes ter harer beschikking, opdat Anna iemand zou kunnen vragen. Het was reeds laat, en daarom besloot deze haar dochtertje maar mede te nemen.
De zaal was reeds vrij vol, toen moeder en kind in de bank van het parket plaats namen, waar zich de nummers hunner plaatsen bevonden. De kleine zat reeds, Anna verontschuldigde zich nog jegens hare buurdame rechts, die zij had moeten laten opstaan, en nam toen ook plaats.
Toen zij zich nu naar haar kind wendde, zag ze aan diens andere zijde plotseling haar man, die aangedaan en bewegeloos zijn blik vast op haar gericht had. Hare eerste gewaarwording was om oogenblikkelijk den schouwburg te verlaten - doch de tweede gedachte echter, dat dit onmogelijk was, zonder 't grootste opzien te baren. Reeds was de ouverture begonnen, alle rijen waren gevuld, er heerschte de diepste stilte - er bleef haar niets over dan het stuk aan te hooren.
Aan alle ledematen bevende, met een sterken blos op 't gelaat, zat daar de ontroerde vrouw, nauwelijks hare zinnen meester; - alle tonen en gestalten, die van het tooneel haar voorbijtrokken, gleden weg zonder dat zij wist wat zij hoorde of zag. Zoo dikwerf een woord of eene vraag der kleine haar uit hare verstijfdheid wekte, moest haar blik tegen wil en dank die gestalte ontmoeten, die haar eens 't dierbaarste op aarde, nu zoo nabij en toch zoo ver was.
De eerste akte was geëindigd. Onder de poos sprak de vader druk met zijn dochtertje, en Anna voelde ondanks hare neergeslagen oogen meer dan eenmaal, dat zijn blik op haar rustte. Toen gedurig de stem weêr aan haar oor klonk, met wie zij eens zoovele liefdewoorden gewisseld had, - en zij zelve zoo vreemd, zoo stijf voor zich ziende daarnaast zat, - toen ze de liefkoozende woorden hoorde, die haar kind den vader toefluisterde, werd haar innerlijke toestand bijna onverdragelijk, en 't was een uitkomst voor haar toen het gordijn weer opging.
De kleine door het tooneel der gevangenis, en de krachtige, nooit gehoorde tonen. diep getroffen, greep stil moeders hand en trok die op haar schoot; spoedig daarop greep ze ook vaders hand, leî beider handen zacht op elkaâr, dekte hare eigene kleine handjes daarover, en gevoelde zich nu zoo gezellig en gerust. Van dit oogenblik trilde elke toon dubbel en drievoudig in 't hart der zoo zonderling verbondene echtgenooten. Het inwendig bewustzijn van den eigen toestand vloeide met de machtige indrukken der opera, met het wegslepend spel en gezang der kunstenaresse samen. Nooit werd deze figuur, de heerlijkste, welke dichtkunst en muziek ooit voortgebracht hebben, nooit werd de voorstelling van heilige echtliefde meer volkomen ter aanschouwing gebracht. Eene ademlooze stilte heerschte er in de geheele zaal, alle harten klopten luider - doch geen sloeg er zoo stormachtig als dat van Anna dat tot in de diepste diepten ontroerd was! Toen die passage kwam, waar Florestan zijne vrouw toeroept: ‘Hoeveel hebt ge om mij geleden!’ - en Fidelio met wegslepende uitdrukking antwoordde: ‘Niets, - niets, mijn Florestan!’ - toen trilde de jonge vrouw, als door een bliksemstraal getroffen, en wendde plotseling het in tranen badende gezicht naar haar man, en met de volle uitdrukking der oude liefde ontmoetten hare betraande oogen de zijnen!
Dezelfde machtige gewaarwording ontwaarde ze op haar mans gelaat - beide handen, welke sedert een half uur reeds op de knieën van 't geliefde kind zoo bevend op elkaar gerust hadden, grepen elkander nu met warmen druk, en toen het jubelend slotkoor der opera zegevierend klonk, werden in korte, stamelende tonen, woorden gewisseld, welke twee gescheiden harten en levens voor eeuwig verder vereenigden!