Kleine fee.
Tafereelen uit Marlitt's verhaal:
Het geheim der oude jufvrouw.
(Slot.)
- Het doet mij leed, dat ik juist bestemd ben u die onaangename tijding te brengen, hernam M. von Hirschsprung, als in spijt het hoofd heen en weêr weigelende, ‘Met hem hebt gij gewis de eenige familiebetrekking verloren, die u na den dood uwer moeder overgebleven is... Er was een tijd dat ik het verledene van dien man navorschte... hij heeft van de prilste jeugd alleen gestaan in de wereld. 't Is zeker jammer, maar gij hebt niemand meer van uwe familie.’
- En mag ik vragen, mijnheer von Hirschsprung in welke betrekking de moeder van dit jonge meisje tot uwe familie heeft gestaan? vroeg mevrouw Frank, verbolgen over de ombarmhartige wijze, waarop hij Felicitas uit den kring zijner adellijke kliek verwees.
Een flauwe blos bedekte zijn gelaat... Zoo innemend de blos op de wangen der onschuld is, zoo onaangenaam treft hij ons op 't gelaat van den trotschen man, die in blijkbaren strijd is, of hij iets, dat hem vernedert, voor ons zal verbergen of niet.
- Zij was eens mijne zuster, antwoordde hij, met doffe stem, doch met bijzonderen nadruk op het woordje ‘was’. Ik heb zorgvuldig vermeden, deze omstandigheid aan te roeren, ging hij na eene tamelijk lange poos op vasten toon voort; maar zoo als de zaken thans staan, ben ik tot verklaringen genoodzaakt, die mij misschien wreed en onverschoonlijk zullen doen schijnen... Ik moet deze jonge dame mededee lingen omtrent hare moeder doen, dat 't voor haar beter was, dat ze achterwege konden blijven... Mevrouw d'Orlowsky heeft van het oogenblik, dat zij den Pool hare hand reikte, voor altijd opgehouden een lid der familie Hirschsprung te zijn. In ons geslachtsboek staat niet, zooals gebruikelijk is, achter haren naam met wien deze dochter des huizes gehuwd was. Op het oogenblik, dat zij voor de laatste maal onzen drempel is afgetreden, heeft mijn vader met zijne eigene hand haren naam doorgestreken - dit was duizendmaal harder voor zijn aristocratisch gevoel, dan of hij het doodkruis er achter had moeten teekenen. Sinds dien tijd is de naam Meta von Hirschsprung spoorloos voor ons verdwenen, geen vriend des huizes, geen dienaar heeft ooit gewaagd dien weder te doen hooren; mijne kinderen weten niet dat zij ooit eene tante gehad hebben, zij is onterfd, verstooten en was voor ons lang gestorven, eer zij op zulk eene vreeselijke wijze om 't leven is gekomen.
Hij zweeg een oogenblik.
Mevrouw Frank had onder deze, op inderdaad verplettende wijze gegevene verklaringen, haren arm om Felicitas geslagen en haar moe derlijk en liefdevol tot zich getrokken. En daar stond de professor: hij sprak niet, maar zijne oogen rustten onafgewend op het bleeke gelaat van het jonge meisje, dat nogmaals voor hare overledene, ‘vergode’ moeder zoo zwaar moest lijden. Er ontstond een oogenblik van pijnlijk zwijgen. In dit zwijgen lag onmiskenbaar eene zware veroordeeling; ook de spreker was niet in staat zich aan den invloed hiervan te onttrekken - haperend, met weifelende stem vervolgde hij tot Felicitas: Wees verzekerd, dat het mij een zware plicht is, u op deze wijze leed te moeten doen; - ik kom mij zelf in zulk een - onridderlijk licht voor; maar, mijn Hemel, hoe zal ik u anders de zaken duidelijk maken? Ik zou evenwel geerne iets voor u willen doen! In welke betrekking zijt gij hier in dit zeer achtensweerdig gezin?
- Als mijne lieve dochter, antwoordde mevrouw Frank in plaats van Felicitas, hem vast en doordringend aanziende.
- Nu, dan zijt gij waarlijk gelukkig te noemen, hernam hij, tot Felicitas en voor mevrouw Frank beleefdelijk buigend. Het staat, helaas, niet in mijne macht met uwe edele beschermster te wedieveren; - de rechten eener dochter des huizes zou ik u reeds daarom niet mogen toekennen, wijl mijne ouders nog leven; in hunne oogen zou, helaas, de omstandigheid, dat gij den naam d'Orlowsky draagt, reeds voldoende zijn om u voor altijd uit hunne oogen te verbannen.
- Hoe, hare eigene vleeschelijke grootouders? riep mevrouw Frank ontsteld. Zij zouden van het aanwezen eener kleindochter bewust zijn, en kunnen sterven zonder haar gezien te hebken? Dat kunt gij mij niet doen gelooven!
- Mijne lieve mevrouw, antwoordde M von Hirschsprung koel glimlachende, het sterk ontwikkelde aristocratisch gevoel, een hooge zin voor de onbevlekte eer van hun geslacht zijn de familieeigenschappen der Hirschsprungs, waaraan ik mij niet kan onttrekken - de liefde komt bij ons eerst in de tweede plaats. Ik eerbiedig die zienswijze mijner ouders volkomen, en zou evenzoo handelen, indien eene mijner dochters zich zoodanig mocht vergeten.
- Nu, de mannen uwer familie mogen over dit punt denken zooals zij willen, hield mevrouw Frank aan, maar de grootmoeder... zij zou immers een hart van steen moeten hebben, als zij van dit kind hoorde, en...
- Juist deze is nog het minst tot vergiffenis te bewegen, viel hij de dame met zekere overtuiging in de rede. Mijne moeder telt verscheidene leden van oude grafelijke geslachten in haar stamboom en waakt voor de eer harer familie, zooals zelden eene vrouw. Overigens staat het u vrij, mijne geachte vrouw, voegde hij er bij, niet zonder een lichten zweem van spot, eene poging voor uwe beschermelinge te wagen. Ik geef u de verzekering, dat ik u niet in het minst zal tegenwerken, maar uw voornemen zelfs zooveel mogelijk zal ondersteunen.
- Och, ik bid u, geen woord meer! riep Felicitas, in onuitsprekelijke foltering zich uit de armen der oude dame loswindende en smeekend hare handen vattende. - Wees verzekerd, mijnheer, wendde zij zich na een oogenblik zwijgens bedaard en koel, schoon ook met zenuwtrekkende lippen, tot M. von Hirschsprung, dat het nooit bij mij zal opkomen, mij op vroegere rechten mijner moeder te beroepen; zij heeft ze opgeofferd ter wille van hare liefde, en naar alles wat gij daar even gezegd hebt, heeft ze daarbij slechts gewonnen. Ik ben opgegroeid in 't geloof, dat ik alleen sta in de wereld, en zoo zeg ik dan ook thans: ‘Ik heb geene grootouders!
- Dat klinkt scherp en bitter! sprak hij eenigszins verlegen. Maar, voegde hij er schouderophalend bij, zooals de omstandigheden thans zijn, ben ik genoodzaakt, u in deze opvatting te doen volharden. Ik wil overigens voor u doen, wat in mijn vermogen is. Ik twijfel geen oogenblik, dat het mij gelukken zal, van mijn vader een behoorlijk levenslang jaargeld voor u te bekomen.
- Ik dank u, viel zij hem hevig in de rede. Ik heb u zoo even verklaard, dat ik geene grootouders heb. Hoe kunt ge denken, dat ik van vreemde aalmoezen zou aannemen?
Hij bloosde nogmaals; doch thans was dit het donkere rood der beschaming, dat misschien voor de eerste maal in zijn leven zijne aristocratische wangen kleurde. In blijkbare verlegenheid greep hij naar zijn hoed - niemand verhinderde hem hierin. Hij sprak, zich tot den advokaat richtende, met eenige schier gefluisterde woorden nog eens over de zaken; vervolgens bood hij, als door een plotselingen inval bewogen, Felicitas de hand; doch het meisje boog diep en statig voor hem en liet hare beide handen langzaam langs hare zijden nederzinken. Het was eene strenge zelfvoldoening, die het goochelaarskind van den trotschen heer von Hirschsprung verlangde! Hij deinsde verschrikt terug, boog schouderophalend, en voor het oogenblik alle aristocratische hoogheid afleggende, voor het overig gezelschap en verliet, door den advokaat vergezeld, de kamer.
Toen de deur achter hem dicht viel, sloeg Felicitas hevig aangedaan de handen voor haar gelaat.
- Fee! riep de professor en breidde zijne armen wijd uit. Zij zag op en... vluchtte er in. De armen om zijn hals slaande, drukte zij haar hoofd tegen zijne borst. De jonge wilde vogel gaf zich eindelijk voor altijd gevangen en deed ook niet de minste poging meer om weg te vliegen. Het was zoet in zijne armen te rusten, nadat zij in hare eenzame vlucht door storm en onweêr zich schier ten doode gestreden en gefladderd had.
Bij dat gezicht gaf mevrouw Frank haren vergenoegd glimlachenden man een wenk en beiden verlieten stil de kamer.
- Ik wil, Johannes! zegde Felicitas en sloeg de wimpers op, waaraan nog de tranen van kinderlijke smart glinsterden.
- Eindelijk! antwoordde hij, en legde zijnen arm vaster om de teedere gestalte; zij was immers met deze uitspraak de zijne geworden. Welk eene mengeling van gloed en teederbeid sprak uit de strenge, grijze oogen, die op het zalig glimlachende meisjesgelaat neêrzagen.
- Ik heb van uur tot uur op die woorden van u gewacht, vervolgde hij, en ik dank God dat gij die uit eigen beweging hebt uitgesproken. Ik zou anders van avond nog genoodzaakt geweest zijn, ze u af te dwingen; maar ik twijfel of ze mij dan zoo zoet geklonken zouden hebben als nu! Ondeugende Fee, moesten eerst nog zulke bittere ervaringen over mij komen, eer gij besluiten kondt mij gelukkig te maken?
- Neen; riep zij met nadruk, en wikkelde zich los. Niet de gedachte, dat uw uitwendige toestand veranderd is, heeft mij verwonnen; op het oogenblik, toen gij zoo beslist en standvastig weigerdet mij het boek terug te geven, kreeg ik eensklaps vertrouwen....
- En weinige oogenblikken later, toen het geheim mij bekend werd, viel hij haar in de rede, en trok haar andermaal tot zich, ondervond ik, dat gij bij al uwe stroefheid, al uwen weêrstand en trots, toch de ware vrouwelijke liefde in 't hart droegt. Gij wildet liever u zelve opofferen, dan mij eene smartelijke ervaring bezorgen.. Wij hebben beiden eene harde leerschool doorloopen, en, Fee, acht de taak niet gering die voor u ligt! Ik heb mijne moeder verloren, mijn vertrouwen op de mensch heid heeft een zwaren stoot geleden, en - ook dit moet ik zeggen - ik bezit op het oogenblik schier niets dan mijne wetenschap.
- O, hoe gelukkig ben ik, dat ik u ter zijde mag staan! riep zij, hare hand zacht op zijn mond leggende. Ik mag wel niet hopen, dat ik u dat alles zal kunnen vergoeden, maar wat eene liefhebbende vrouw doen kan om het leven van een edelen man gelukkig te maken. dat zal ik doen!
- En wanneer zal dat lieve mondje leeren wat minder deftig met mij te spreken? zegde hij, glimlachende op haar neêrziende.
Zij bloosde tot over hals en ooren, en fluisterde vleiend:
- Johannes, blijf niet al te lang van mij verwijderd!
- Hebt gij dan in ernst gemeend, dat ik zonder u zou heengaan? riep hij zacht lachend. Als het in dit oogenblik niet zoo goed te pas kwam, zoudt gij van avond eerst gehoord hebben, dat gij morgen vroeg, ten acht ure, in gezelschap van onze lieve mevrouw Frank, met mij naar Bonn vertrekt. Onze goede oude mama heeft wat komedie voor u gespeeld, mijn kind; boven in de pronkkamer staan sedert gisteren de gepakte koffers, en ik heb zelf, door haren raad geholpen, het reishoedje uitgezocht, dat ik op uw weêrspannig kopje wil zien. Gij blijft vier weken als mijne bepaalde bruid ten huize van mev. Berg, en dan - komt er een klein vrouwtje nevens de studeerkamer van den