Kleinigheden.
Een schuldeischer ontmoette zijn schuldenaar op straat, hield hem staande en verzocht hem zeer deemoedig, hem toch eindelijk eens te willen betalen. De schuldenaar echter begon hevig uit te varen, en riep: ‘Laat mij toch met rust, onbeschaamde vent! meent gij dan, dat ik aan u alleen iets schuldig ben?’ Verbluft trok de schuldeischer zich terug.
***
Een Student had in een logement fel gepocht met zijne verschillende kundigheden, totdat eindelijk een der gasten het geduld verloor en op vrij barschen toon zeide: ‘Nu hebben wij waarlijk al genoeg van u gehoord wat gij kunt; zeg mij nu eens wat gij niet kunt en ik sta er u borg voor: dat kan ik’ - ‘Ik?’ sprak de student, ‘nu ik kan mijne rekening niet betalen, en het verheugt mij zeer dat gij dit kunt,’ onder algemeen gelach kweet zich de gast van zijn woord.