Hare Lievelingen.
Dat is ander speelgoed, dan waarmee de stadskinderen zich moeten behelpen! Hier geen vormeloos met stroo opgevuld vel, met starre glazen oogen, een paar aangenaaide ooren, onbeweeglijk op een geschilderd plankje genageld, waarop het zoogenaamde beestje aan een koordeken moet worden voortgetrokken, terwijl het geen ander teeken van leven geeft dan soms een klagend gepiep, dat op alles behalve op het geluid van een levend wezen gelijkt!
Neen, springlevende, dartele konijntjes, met mollige, glanzige vacht en heldere goedig glinsterende oogen, die lustig de ooren schudden of met de korte staartjes kwispelen, terwijl zij zoo smakelijk van het groene loof des geelrooden wortels knabbelen, dat hunne lieve verzorgster er zelf van watertandt.
Is het wonder dat die diertjes hare lievelingen zijn? En zoo het verwende stadskind het levenlooze speeltuig ten slotte onverschillig in een hoek laat liggen, ons idylisch maagdelijn zal hare konijntjes niet vergeten.