Kleinigheden.
De bediende van een generaal klopte diens uniform in 't voorhuis uit; daar trad een vreemdeling op hem toe en reikte hem een briefje over met de woorden: ‘Geef dezen brief dadelijk aan mijnheer; ik wacht op antwoord!’ De bediende liep naar den generaal en gaf hem den brief. Deze brak hem open en las overluid: ‘Gelukt het, dan is het goed; gelukt het niet, ook goed.’ - ‘De vent moet gek zijn,’ riep de generaal ‘laat hem hier komen!’ De bediende ijlde naar buiten, maar kwam onmiddelijk terug en zeide: ‘Den spitsboef is het gelukt; hij heeft uw uniform gestolen.’
***
In een rijk huis werd voor een feest een vreemde oppasser aangenomen, om het dienstpersoneel aan te vullen. De man verschijnt in zwarten frak en witten das, met een paar nette glimmende laarzen onder den arm en een paar lange waterlaarzen aan de voeten, en maakte vele verontschuldigingen, dat hij een dubbel paar laarzen bij zich droeg, want hij had gevreesd bij het slechte weder met morsige voeten te verschijnen en daarom reserve medegenomen De vrouw des huizes prees die oplettendheid en tevens zijn toilet; de lakei wisselde van schoeisel en zette het lompe paar in een donkeren hoek van het voorvertrek, opdat zij tegen de smaakvolle inrichting van het geheel niet strijden zouden. Toch scheen hij voor die laarzen een bijzondere voorkeur te hebben, want gedurig liep hij onder het maal er heen. Eindelijk komt toevallig een lid van het gezin in den hoek en stoot tegen de laarzen, die een ongewonen klank van zich geven. Men brengt ze bij het lamplicht, en jawel! in iedere laars steekt eene vermiste flesch champagne met toebehooren zooals: eene halve fazant, verschillende soorten van wildbraad, benevens dessert. Het raadsel van het elegante schoeisel was daardoor opgelost.