krachtig en veelbeteekenend illustreeren, en in hunne levendigheid den volbloed-zuiderling kenmerken, dat alles maakte op de Romeinen een overweldigenden indruk.
Wat aan pater Agostino's woord vooral klem bijzette, was de machtige overtuiging, waarmee hij optrad voor het geloof, hetwelk hij, naar zijne eigene bekentenis, in zijn vroeger leven had verloochend, maar dat thans hem boven alles dierbaar was. Zonder aanzien des persoons verkondigde hij allen de waarheid en ontzag zich niet den regeerders van Italië openlijk van den kansel onder het oog te brengen, dat zij de wet van den Christus hadden te eerbiedigen.
Die vrijmoedige, apostolische taal, de indruk welken zijne prediking te Rome maakte, de herleving van den godsdienstzin, aan welks uitroeiing zij met rusteloozen ijver arbeiden, - dat alles wekte de verbittering van de vijanden der Kerk. De dagbladen begonnen den prediker te beleedigen en verdacht te maken door zijne woorden te verdraaien en hem als een oproermaker voor te stellen, die ten spoedigste tot zwijgen moest worden gebracht in het belang der openbare rust. Er verscheen een schotschrift tegen pater Agostino onder den titel Il raglio del figtio dell asina (het gebalk van een ezelskind). Kortom, op allerlei manieren werd gepoogd eene vijandige beweging tegen den onvermoeiden priester op te wekken. Op de aanhitsingen der anti-clericale leiders trachtte het gepeupel de vruchtdragende prediking van pater Agostino te verstoren. Onder zijne predikatiën ontploften voetzoekers en bommen in de kerk, ten einde eene paniek te veroorzaken, en wanneer de prediker het kerkgebouw verliet, stonden heele benden hem op te wachten, om hem door uitjouwingen en beleedigingen van zijn priesterlijken arbeid af te schrikken. Ten laatste zelfs kon de prediker zich niet meer naar het kerkgebouw begeven of vandaar naar zijn klooster terugkeeren, dan vergezeld van een krachtig geleide, dat zijn rijtuig tegen de aanvallen van het gespuis in bescherming nam. De Romeinsche politie, die aanvankelijk de ongeregeldheden oogluikend had aangezien, was ten laatste wel genoodzaakt gewapenderhand tusschenbeide te komen, ten einde grootere wanordelijkheden en ongelukken te verhoeden. De kerk San Carlo werd voor en onder de predikaties streng door politiedienaren bewaakt, terwijl in de straten, die het rijtuig passeeren moest, eene menigte gendarmen kruisten. In het rijtuig zelve namen telkens twee inspecteurs van politie plaats, naast den koetsier op den bok nog een agent in burgerkleeding, en onmiddellijk achter het rijtuig volgde steeds eene open kales met nog twee
inspecteurs in burgerkleeding. Toch diende dat geleide eigenlijk meer tot vertoon, dan wel tot bescherming, en al verklaarde de minister Crispi op eene interpellatie in den Senaat, dat pater Agostino als een koning bewaakt werd, het viel niet te loochenen dat hij ondanks de quasi beveiliging vanwege de politie menigmaal als een misdadiger werd beleedigd. Hoe welwillend Crispi zelf tegenover den monnik gestemd was, kan het best blijken uit zijne vergoelijking der ‘daden van onverdraagzaamheid’, waarover hem rekenschap gevraagd werd. Hij antwoordde namelijk dat de laatste ontploffiing plaats had gehad in een verwijderd gedeelte der kerk (wel te verstaan nabij het hoofdaltaar), waar de waakzaamheid der priesters zelven zich bijzonder moest uitstrekken, en hij insinueerde zelfs: ‘Wie weet of niet een jaloersch prediker de hand heeft in de ontploffing!’
pater agostino da montefeltro.
Terwijl de overheid op die wijze toonde, zich van de schandalen en beleedigingen, waaraan een achtenswaardig priester blootstond, weinig aan te trekken, onderscheidde de katholieke bevolking van Rome zich door hare waardige en moedige houding. Als pater Agostino verscheen, was de geestdrift van het volk onbeschrijfelijk. Meermalen poogde men de paarden van het rijtuig af te spannen om dit zelve voort te trekken. Een kerel, die het waagde Abbasso padre Agostino (weg met pater Agostino!) te roepen, werd door de omstanders gegrepen, en slechts met moeite door de politie ontzet. Hetzelfde gebeurde met een paar betaalde schreeuwers, die den kreet Viva Giordano Bruno lieten hooren, waarop de menigte antwoordde met een krachtig: Viva padre Agostino, abbasso la canaglia, abbasso Giordano Bruno!
De meer aanzienlijke bevolking protesteerde op hare wijze tegen de onwaardige beleedigingen, den grooten prediker aangedaan, door hem naar best vermogen te steunen in eene liefdadige onderneming. De beroemde Franciscaan heeft te Pisa een weeshuis gesticht, en ten voordeele daarvan werd te Rome een concert van gewijde muziek gegeven en later nog eene weldadigheidsloterij gehouden. De zaal was overvol met leden der voornaamste familiën en een aantal adellijke dames hielden eene collecte, wier ruime opbrengst den ijverigen priester eene welkome vergoeding bood voor den smaad, van het anti-clericale grauw ondervonden.
Voor die beledigingen toonde hij zich trouwens even ongevoelig als voor de uitbundigste toejuichingen. Met geene andere eerzucht dan die van goed te stichten, bekommert pater Agostino zich noch om den lof noch om den blaam der wereld. Steeds in de eenzaamheid van zijn klooster verborgen, leest hij zelfs geene nieuwsbladen, terwijl de menigte brieven, die voor hem inkomen, door een ander pater geopend en gelezen worden. Elken avond vóór hij zich ter ruste begeeft, bidt hij in de kloosterkerk den kruisweg en daarna in zijne cel teruggekeerd, den geheelen rozenkrans. Daaraan schrijft hij het toe, zoo zijn nederig woord onder Gods zegen overvloedige vruchten draagt.
De thans zoo gevierde redenaar had in zijne jeugd niet het minste vermoeden van de verheven taak, waartoe hij op lateren leeftijd zou geroepen worden. Als student vatte hij genegenheid op voor de dochter eener hoog aristocratische familie, en daar de tegenstand harer betrekkingen een huwelijk onmogelijk maakte, greep hij in 1859 uit radeloosheid naar de wapenen.
Weldra onderscheidde hij zich door zijne dapperheid, werd bij San Fermo gewond, doch streed spoedig weer in de voorste gelederen en won zich de officiers-epauletten. Inmiddels wa het meisje zijner keuze, dat hem trouw gebleven was, gedwongen met een ander in het huwelijk te treden, doch daags na de bruiloft vond men haar dood in hare kamer.
Dit bericht maakte op den vurigen jongeling een verbijsterenden indruk. Vol vertwijfeling wierp hij zich in het strijdgewoel, zoodat zijn generaal den anderen toeriep: ‘Ecco un prode, ziedaar een dappere!’ Zwaar gewond, bezweek hij op het slagveld, doch genas na eene lange verpleging in het hospitaal en trok zich daarop in de eenzaamheid van een klooster terug. Godsdienst en tijd lenigen alle leed en heelen ook de diepste wonden. Langzamerhand ontwaakte in den gewonden krijger weer het verlangen naar de wetenschappen. Hij legde zich toe op de studie van geschiedenis, wijsbegeerte, literatuur en kunst en zocht de dwaling in hare diepste schuilhoeken op, om ze te bestrijden. Met zijne schrijvers vertrouwd en met eene dichterlijke verbeelding begaafd, beeldrijk in zijne taal, machtig in zijne uitdrukking, werd hij weldra als redenaar beroemd.
Hij sleepte niet alleen de volksmenigte mede, maar boeide ook de geleerden: het hart echter had het grootste aandeel aan zijne welsprekendheid. Zelf geheel van het onderwerp zijner rede doordrongen, wist hij ook de harten zijner toehoorders te bewegen. Eenvoudig en duidelijk is zijn redeneertrant en toch sierlijk en uitgezocht; zelfs de kwaadwilligste critiek kan daar niets op afdingen. In vereeniging met zijne gebaren vormt zijne voordracht een harmonisch kunstwerk van welsprekendheid. Op tal van plaatsen, te Pisa, Florence, Bologna, Turijn en Milaan, heeft hij reeds het katholieke bewustzijn wakker geschud, en zoo zijne redevoeringen te Rome, ten minste in het oog van ons, bezadigde Vlamingen, niet het eigenlijk karakter van vasten- of missiepredikaties droegen, te oordeelen althans naar de houding der toehoorders, zoo is daardoor toch der katholieke zaak geen geringe dienst bewezen: de katholieke Romeinen zijn weer opnieuw tot geestdrift opgewekt voor hun geloof.