Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1888-1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (66.29 MB)

Scans (1432.93 MB)

ebook (59.76 MB)

XML (2.82 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kleine fee.
Tafereelen uit Marlitt's verhaal:
Het geheim der oude jufvrouw.
(Vervolg.)

XXVI.

Buiten gekomen, strekte zij in onuitsprekelijke foltering de armen ten hemel. Hoe had zij geleden in de laatste oogenblikken, die aan bitterheid en smart alles achter zich lieten, wat dit jonge, zwaar beproefde hart reeds had moeten doorstaan.

Zonder te weten wat zij deed, haalde Felicitas, toen zij alleen was, de grijze doos te voorschijn; het geheim daarin verbrak aanstonds den scheidsmuur, die zich tusschen haar en den geliefden man had opgericht, het viel zwaar in de weegschaal tegenover hare verachte afkomst. - Kwam de verzoeker nogmaals over haar? - Neen, tante Cordula, zegde zij, uw wil zal geschieden; hoe schitterend dit boek u ook rechtveerdigt! En hij?... De tijd zal hem genezen; zelfverloochening adelt de ziel; het meêweten van eene misdaad echter verlamt haar voor altijd. Nog in dit uur zal dit kleine onzalige boek tot asch worden! Felicitas zag nog eenmaal naar de deur terug, waarachter zij den professor onrustig hoorde heen en weêr gaan; vervolgens ging zij zachtjes den trap af en opende de deur die naar de tweede verdieping van het bewoonde bovenhuis voerde.

Een wandelaar, die onverwacht op eene afschuwelijke slang trapt en plotseling den kop van het ondier voor zich ziet oprijzen, kan niet heviger ontstellen, dan Felicitas op het oogenblik toen zij den korridor betrad. Vijf vingers klemden zich als met eene ijzeren greep om den pols harer linkerhand, waarin zij de doos vasthield, en dicht bij haar gelaat vonkelden twee oogen in een groenachtig licht? - het waren de lieve, zachte Madonnaoogen van Adèle.

- Dat treft alleraardigst, schoone trotsche Carolina, dat ik u daar juist moest ontmoeten in 't oogenblik dat gij dit kistje in zekerheid woudt brengen! riep zij spottende, en hield Felicitas, die zich wilde losrukken, ook nog met de linkerhand stevig vast. Wees zoo vriendelijk dezen kleinen verrader nog even in de hand te houden. Laat niet vallen, als 't u belieft; er is mij veel aan gelegen, dat gij het in de hand houdt. Slechts een oogenblik geduld: ik heb een ooggetuige noodig, om wettiglijk te kunnen bewijzen, dat ik de diefegge op heeter daad betrapt heb. Johannes! Johannes!

Hoe schel en krijschend klonk door den korridor, deze anders zoo zilverheldere, in zachtheid en vrome teerheil smeltende stem der jonge weduwe! -Ik bid u, om Godswil, laat mij los, mevrouw, bad Felicitas in doodsangst, worstelende om los te komen.

- Voor geen geld ter wereld! Hij zal zien wie hij heden nevens zich gesteld heeft. Het was wel aardig te hooren: Hier is uwe plaats! niet waar? Gij dacht uw doel bereikt te hebben, gij eerlooze kokette; maar ik ben er ook nog!

Zij herhaalde nu haar hulpgeschreeuw; doch het was onnoodig; de professor kwam reeds den trap af, en op hetzelfde oogenblik verscheen Hendrik aan het andere einde van den gang.

- Zoo, waart gij boven, Johannes? riep Adèle. Ik dacht dat gij hier, op de tweede verdieping waart. In dit geval is de kunst dezer jonge goochelaarsdochter nog meer te bewonderen, als u de nalatenschap der overledene tante om zoo te zeggen onder de handen wordt weggekaapt.

- Zijt gij gek, Adèle, riep hij snel van den laatsten trap afkomende, van waar hij verbaasd het onbegrijpelijke tooneel had gezien.

- Volstrekt niet! klonk het spottend. Houd mij niet voor gewelddadig, lieve neef, omdat ik den post van gerechtsdienaar moet waarnemen. De heer advokaat Frank weigerde mij verontwaardigd zijne hulp tot ontdekking van den zilverdief; gij zelf naamt deze onschuld hier onder uwe vleugelen; wat bleef mij anders over dan op eigen gezag te handelen? Gij ziet die vijf vingers? Die houden de doos vast, welke zij daar van boven gedragen hebben; dit feit is bewezen, en nu zullen wij eens zien, wat de ekster in haar nest heeft willen brengen.

Zij rukte Felicitas vlug de doos uit de hand. Het jonge meisje gaf een gil en greep angstig naar het haar ontrukte geheim; doch Adèle vloog schamper lachende met den buit verder den gang in en sloeg met koortsachtige gejaagdheid het deksel open.

- Een boek! mompelde zij teleurgesteld; de doos viel met het deksel op den grond. Zij nam den band met beide handen aan, schudde het boek hevig heen en weêr, zoodat de bladen los vielen - er moesten toch ten minste banknoten of papieren van weerde uitkomen maar niets van dit alles.

Inmiddels had Felicitas zich van haren schrik hersteld: zij ging naar Adèle toe en eischte met ernstige stem het boek terug; doch ondanks hare uiterlijke bedaardheid, was de inwendige angst duidelijk uit hare stem te hooren.

- Och kom; denkt gij dat dit zoo gemakkelijk gaat? riep de jonge weduwe tergend, en draaide haar, het boek vast aan hare borst drukkende, den rug toe. Gij ziet er veel te angstig uit, dan dat ik mijn argwaan zoo spoedig zou opgeven, vervolgde zij, het hoofd verachtelijk over den schouder naar het jonge meisje wendende. Er moet gewis het een of ander achter deze geheimzinnige handelwijze verscholen zijn - wij zullen eens zien, mijne kleine. Zij sloeg het boek open, doch vond noch banknoten, noch andere kostbaarheden tusschen geel geworden bladen, niets dan woorden, teedere, door liefde geschreven woorden. Doch wanneer plotselings uit dit hatelijk boek een dolk naar het hart der jonge weduwe gevlogen was, zou zij niet heviger hebben kunnen terugschrikken, dan bij het vluchtig doorloopen dezer zoo onschuldig uitziende, over de opgeslagen zijde heengestrooide kleine regels. Het roode gezicht werd wit tot de lippen, zij bedekte instinktmatig de oogen met de hand, en de weelderige gestalte zag er een oogenblik uit, alsof zij een steun noodig had om niet in een te zinken.

- Het is werkelijk niets dan eene oude vod! riep zij den professor toe, terwijl zij het boek als in verstrooidheid in haren zak stak. Ik vindt het al heel gek van u, Carolina, dat gij wegens zulk een ding zooveel spektakel maakt.

Heeft zij tot dit spektakel aanleiding gegeven? vroeg de professor, snel toetredende. Hij beefde van inwendige ontroering. Ik dacht, dat gij mij ter hulp geroepen hadt, om dit jonge meisje in mijn bijzijn van diefstal te overtuigen! Wilt gij zoo goed zijn hier terstond voldoende reden voor uwe nietsweerdige beschuldiging te geven?

- Gij ziet dat ik voor het oogenblijk buiten staat ben....

- Voor het oogenblik? viel hij haar driftig in de rede. Gij zult dat beleedigende woord intrekken, en het jonge meisje in mijn bijzijn en dat van Hendrik onverwijld volledige vergiffenis vragen!

- Van ganscher harte, lieve Johannes! Het is niet meer dan kristenplicht eene dwaling te herroepen en goed te maken. Beste Caroline, vergeef mij; ik heb u verkeerd beoordeeld.

- En nu geef het boek terug! beval de professor kortaf.

- Het boek? vroeg zij met hare geheel herwonnen kalmte en kinderlijk onschuldig gelaat. Maar, liefste Johannes, dat behoort immers niet aan Caroline.

- Wie heeft u dat gezegd?

- Wel, ik heb er zoo in 't vluchtig doorzien den naam van tante Cordula in gelezen... Als iemand er over te beschikken heeft, zijt gij het, als erfgenaam van hare meubels en boeken. Het heeft blijkbaar niet de minste weerde; het schijnt dat het uitgeschreven verzen zijn. Wat zoudt gij met dit sentimenteel tuig doen? Maar ik ben eene liefhebster van zulke oude vergeelde papieren - Ik bid u, laat mij 't houden!

- Misschien, nadat ik 't eerst eens gezien heb, antwoordde hij norsch, en stak de hand uit om het boek aan te nemen.

- Maar het zou eene veel hoogere weerde voor mij hebben als gij het mij ongelezen geven wildet! bad zij met vriendelijk vleiende stem. Kunt gij mij niet zonder voorwaarde de eenige kleinigheid schenken, waarom ik u ooit gevraagd heb?

De aderen begonnen op het voorhoofd des professors te zwellen. Ik verklaar u bij dezen, dat het mij onverschillig is, wat gij van dit mijn gedrag denkt, zegde hij scherp. Ik verlang in allen gevalle het boek terstond terug... Gij komt mij zeer verdacht voor! Het afschrift van een of ander oud sentimenteel gedicht kan onmogelijk de ‘volmaakte werelddame’ plotseling zoo hebben doen verbleeken. Met

[pagina 367]
[p. 367]

die woorden trad hij de weduwe in den weg, wijl hij zag dat zij op het punt stond de vlucht te nemen. Hij greep hare hand en hield haar vast.

Felicitas was wanhopig bij de gedachte dat hij zijn doel bereiken zou. Het was vreeselijk het boek in de handen dier huichelaarster te moeten laten; maar zij moest zich zelve bekennen, dat het daar even veilig was als in hare eigene handen. Zij stelde zich dus aan de zijde van Adèle, om haar de vlucht gemakkelijk te maken.

- Ik bid u, heer professor, laat mevrouw het boek behouden! verzocht zij zoo ernstig en zoo bedaard als haar in dit gewichtig oogenblik mogelijk was. Zij zal zich onder 't lezen wel volkomen overtuigen, dat het ongegrond was een of anderen schat in de doos te vermoeden!

Daar trof haar voor 't eerst een blik van wantrouwen uit zijne schrandere oogen; 't was haar alsof zij met een mes gestoken werd; zij werd bloedrood en sloeg de oogen neder.

- Dus ook gij vernedert u tot een verzoek? vroeg hij scherp en sarkastisch. Dan betreft het gewis meer dan ‘sentimenteel tuig.’ Bovendien herinner ik mij, dat mijne nicht straks beweerde, dat gij er zeer angstig uitzaagt, en ik moet bekennen dat ik dezelfde opmerking gemaakt heb... Ik vraag u nu ook op uw geweten af: Wat bevat dit boek?

Het was een vreeselijk oogenblik. Felicitas voerde een hevigen strijd met zich zelve; zij opende de lippen, doch er kwam geen geluid uit.

- Geef u geene moeite! zegde hij spottend glimlachende tot het meisje, terwijl hij de hand van Adèle greep, daar zij alle bewegingen maakte om zich langzaam los te wikkelen. Gij kunt onbarmhartig wreed, en vreeselijk oprecht zijn, maar liegen kunt gij niet.. Het boek bevat dus geene gedichten; maar eene of andere waarheid, eene zaak die ik om geen prijs weten mag... Zult gij eindelijk de goedheid hebben, Adèle, mij mijn eigendom te geven, zooals gij het boek zelfs hebt genoemd?

- Doe met mij wat gij wilt, maar ik geef het niet! riep Adèle met vertwijfelende beslistheid, in haren angst de rol van argeloos biddend kind geheel vergetende. Zij deed nogmaals wanhopige pogingen om zich los te rukken, en het gelukte haar; zij vloog als eene gejaagde voort; maar daar stond Hendrik als een muur met uitgespreide armen en beenen en versperde den geheelen gang. Zij deinsde terug. Onbeschaamd mensch, ga uit den weg! schreeuwde zij stampvoetende.

- Ja wel, terstond mevrouw, antwoordde hij kalm en beleefd, zonder nogtans 't minst van houding te veranderen; geef als 'tu blieft eerst het boek terug, dan ga ik gaarne onmiddellijk op zijde.

- Hendrik! riep Felicitas, toeschietende: zij schudde hem wanhopig aan den arm.

- Het helpt u niets, Feetje, zegde hij meesmuilend, toen zijne oude knoken onder de machtelooze pogingen van 't meisje als ijzer onverzettelijk bleven. Ik ben zoo dom niet als gij denkt; gij zoudt uit louter goedhartigheid licht eene dwaze streek kunnen begaan en dat laat ik niet toe!

- Laat de dame voorbij, Hendrik! beval de professor ernstig. Maar ik moet u hierbij zeggen Adèle, dat ik zonder omstandigheden den eenigen weg zal inslaan om mij mijn eigendom terug te bezorgen! Niemand kan mij beletten te denken dat het boek gewichtige verklaringen bevat wegens tante 's nalatenschap misschien wel geeft het aanwijzing van verborgen gelden...

- Neen, neen! verzekerde Felicitas, hem in de rede vallend

- Het is mijne zaak, te denken wat ik wil! antwoordde hij streng en onverbiddelijk; en gij zoo wel als Hendrik zult, op mijne vordering, voor de rechtbank moeten getuigen dat deze dame een wellicht zeer belangrijk deel mijner erfenis ontvreemd heeft. Adèle stoof op, als werd zij door eene adder gebeten. Zij wierp haren onverzettelijken pijniger een woedenden blik toe, en zij werd door eene vlaag van die woedenden drift bevangen, die haar doeken deed verscheuren en porselein in stukken gooien. Zij trok het boek uit den zak, en wierp het met een gillenden spotlach voor zijne voeten.

- Daar, neem het, eigenzinnige dwaas! riep zij!. over haar geheele lichaam krampachtig bevende. Ik wensch u geluk met uwe voortreffelijke bezitting. Draag de schande, die het u berichten zal, met weerdigheid.

Zij vloog den gang door, den trap af en smeet de deur harer kamer dreunend in 't slot.

De professor keek haar met eene uitdrukking van grijnzenden toorn en diepe verachting na, toen beschouwde hij een oogenblik het ruwe uiterlijk van 't boek, terwijl de oogen van Felicitas angstig op zijne vingers gericht waren, die tusschen de bladeren drongen, en ieder oogenblik het boek konden openslaan. Er lag eene mengeling van bezorgd peinzen en pijnlijke spanning op zijn gelaat; de laatste gewichtige woorden van Adèle hadden hem eigelijk niet geheel onverwacht getroffen; hij had werkelijk iets van dien aard vermoed; hij moest nu nog slechts ontdekken van welken aard de voorspelde schande was.. Eensklaps keek hij op en in de smeekende oogen van Felicitas... welke macht hadden toch die oogen over den strengen man! was 't alsof onmiddellijk eene zachte hand de rimpels van zijn voorhoofd glad streek, en iets als een glimlach om zijn mond speelde.

- En nu moet ik u in verhoor nemen, begon hij Gij hebt mij schandelijk misleid. Terwijl gij daar boven met eene oprechtheid tegenover mij staat, die ik zou hebben durven bezweren, draagt gij een geheim van de familie Helwig in den zak!... Wat moet ik van u denken, Fee?... Gij kunt die afschuwelijke valschheid alleen weêr goed maken door zonder terughouding mijne vragen te beantwoorden.

- Ik wil alles zeggen, wat ik mag, maar dan bid ik u, och, ik bid u vurig, geef mij het boek terug!

- Is dat waarlijk mijne trotsche, onbuigzame Fee, die zoo dringend verzoeken kan?

Bij die woorden was Hendrik zoo verstandig van onbemerkt heen te gaan; maar hij ging doodelijk ontsteld op den ondersten trap zitten en greep naar zijn hoofd, als om te voelen of het na het gehoorde nog op de rechte plaats zat.

- Gij zijt dus heden enkel in de kamers van tante Cordula gedrongen, om dit boek te halen? vroeg de professor.

- Ja.

-, Langs welken weg? - Ik vond alle deuren goed gesloten.

- Ik ben over de daken gegaan, antwoordde zij aarzelend.

- Dat wil zeggen over de zolder?

Zij werd bloedrood. Was zij ook bevrijd van de verdenking eener gemeene daad, zoo droeg zij toch altijd den schijn van inbraak.

- Neen, zegde zij gedrukt; over de zolders kan men er niet komen; ik ben het zoldervenster, dat er tegenover ligt, uitgeklommen en over de daken gegaan.

- Onder dien vreeselijken storm? vroeg hij verbleekend. Felicitas, gij zijt schrikkelijk in uwe stijfhoofdigheid!

- Ik had geene andere keus! antwoordde zij bitter lachend

- En waarom wildet gij volstrekt dat boek in uw bezit hebben.

- Ik beschouwde het als een heilig legaat, dat tante Cordula mij vermaakt had. Ze had mij gezegd, dat het grijze doosje vernietigd moest worden eer zij stierf; ik wist niet wat er in was; maar de dood is haar overvallen en ik hield mij overtuigd, dat het doosje niet vernietig was. Daarbij kwam nog, dat de doos in het geheime vak stond, dat het zilver bevatte; ik kon die geheime plaats niet aangeven, zonder het boek mede in onbevoegde handen te leveren.

- Arm, arm kind, wat moet gij eenen angst hebben uitgestaan!... En nu is al die heldhaftige zelfverloochening te vergeefs, geweest, nu is het boek toch in onbevoegde handen.

- Och neen, gij zult het mij wel teruggeven? bad zij angstig smeekend.

- Felicitas, zegde hij streng en gebieden, eer ik u dat beloof, moet ge mij twee vragen naar waarheid beantwoorden; Kent gij den inhoud van het boek?

- Gedeeltelijk, sinds heden.

- En strekt hij uwer oude vriendin tot oneer?

Zij zweeg besluitenloos. Als zij toestemmend op die vraag antwoordde, zou hij haar waarschijnlijk het boek teruggeven; maar dan wierp zij eene smet op de nagedachtenis van tante Cordula en bevestigde de kwade geruchten die er wegens verneemde schuld over haar in omloop waren.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken