die woorden trad hij de weduwe in den weg, wijl hij zag dat zij op het punt stond de vlucht te nemen. Hij greep hare hand en hield haar vast.
Felicitas was wanhopig bij de gedachte dat hij zijn doel bereiken zou. Het was vreeselijk het boek in de handen dier huichelaarster te moeten laten; maar zij moest zich zelve bekennen, dat het daar even veilig was als in hare eigene handen. Zij stelde zich dus aan de zijde van Adèle, om haar de vlucht gemakkelijk te maken.
- Ik bid u, heer professor, laat mevrouw het boek behouden! verzocht zij zoo ernstig en zoo bedaard als haar in dit gewichtig oogenblik mogelijk was. Zij zal zich onder 't lezen wel volkomen overtuigen, dat het ongegrond was een of anderen schat in de doos te vermoeden!
Daar trof haar voor 't eerst een blik van wantrouwen uit zijne schrandere oogen; 't was haar alsof zij met een mes gestoken werd; zij werd bloedrood en sloeg de oogen neder.
- Dus ook gij vernedert u tot een verzoek? vroeg hij scherp en sarkastisch. Dan betreft het gewis meer dan ‘sentimenteel tuig.’ Bovendien herinner ik mij, dat mijne nicht straks beweerde, dat gij er zeer angstig uitzaagt, en ik moet bekennen dat ik dezelfde opmerking gemaakt heb... Ik vraag u nu ook op uw geweten af: Wat bevat dit boek?
Het was een vreeselijk oogenblik. Felicitas voerde een hevigen strijd met zich zelve; zij opende de lippen, doch er kwam geen geluid uit.
- Geef u geene moeite! zegde hij spottend glimlachende tot het meisje, terwijl hij de hand van Adèle greep, daar zij alle bewegingen maakte om zich langzaam los te wikkelen. Gij kunt onbarmhartig wreed, en vreeselijk oprecht zijn, maar liegen kunt gij niet.. Het boek bevat dus geene gedichten; maar eene of andere waarheid, eene zaak die ik om geen prijs weten mag... Zult gij eindelijk de goedheid hebben, Adèle, mij mijn eigendom te geven, zooals gij het boek zelfs hebt genoemd?
- Doe met mij wat gij wilt, maar ik geef het niet! riep Adèle met vertwijfelende beslistheid, in haren angst de rol van argeloos biddend kind geheel vergetende. Zij deed nogmaals wanhopige pogingen om zich los te rukken, en het gelukte haar; zij vloog als eene gejaagde voort; maar daar stond Hendrik als een muur met uitgespreide armen en beenen en versperde den geheelen gang. Zij deinsde terug. Onbeschaamd mensch, ga uit den weg! schreeuwde zij stampvoetende.
- Ja wel, terstond mevrouw, antwoordde hij kalm en beleefd, zonder nogtans 't minst van houding te veranderen; geef als 'tu blieft eerst het boek terug, dan ga ik gaarne onmiddellijk op zijde.
- Hendrik! riep Felicitas, toeschietende: zij schudde hem wanhopig aan den arm.
- Het helpt u niets, Feetje, zegde hij meesmuilend, toen zijne oude knoken onder de machtelooze pogingen van 't meisje als ijzer onverzettelijk bleven. Ik ben zoo dom niet als gij denkt; gij zoudt uit louter goedhartigheid licht eene dwaze streek kunnen begaan en dat laat ik niet toe!
- Laat de dame voorbij, Hendrik! beval de professor ernstig. Maar ik moet u hierbij zeggen Adèle, dat ik zonder omstandigheden den eenigen weg zal inslaan om mij mijn eigendom terug te bezorgen! Niemand kan mij beletten te denken dat het boek gewichtige verklaringen bevat wegens tante 's nalatenschap misschien wel geeft het aanwijzing van verborgen gelden...
- Neen, neen! verzekerde Felicitas, hem in de rede vallend
- Het is mijne zaak, te denken wat ik wil! antwoordde hij streng en onverbiddelijk; en gij zoo wel als Hendrik zult, op mijne vordering, voor de rechtbank moeten getuigen dat deze dame een wellicht zeer belangrijk deel mijner erfenis ontvreemd heeft. Adèle stoof op, als werd zij door eene adder gebeten. Zij wierp haren onverzettelijken pijniger een woedenden blik toe, en zij werd door eene vlaag van die woedenden drift bevangen, die haar doeken deed verscheuren en porselein in stukken gooien. Zij trok het boek uit den zak, en wierp het met een gillenden spotlach voor zijne voeten.
- Daar, neem het, eigenzinnige dwaas! riep zij!. over haar geheele lichaam krampachtig bevende. Ik wensch u geluk met uwe voortreffelijke bezitting. Draag de schande, die het u berichten zal, met weerdigheid.
Zij vloog den gang door, den trap af en smeet de deur harer kamer dreunend in 't slot.
De professor keek haar met eene uitdrukking van grijnzenden toorn en diepe verachting na, toen beschouwde hij een oogenblik het ruwe uiterlijk van 't boek, terwijl de oogen van Felicitas angstig op zijne vingers gericht waren, die tusschen de bladeren drongen, en ieder oogenblik het boek konden openslaan. Er lag eene mengeling van bezorgd peinzen en pijnlijke spanning op zijn gelaat; de laatste gewichtige woorden van Adèle hadden hem eigelijk niet geheel onverwacht getroffen; hij had werkelijk iets van dien aard vermoed; hij moest nu nog slechts ontdekken van welken aard de voorspelde schande was.. Eensklaps keek hij op en in de smeekende oogen van Felicitas... welke macht hadden toch die oogen over den strengen man! was 't alsof onmiddellijk eene zachte hand de rimpels van zijn voorhoofd glad streek, en iets als een glimlach om zijn mond speelde.
- En nu moet ik u in verhoor nemen, begon hij Gij hebt mij schandelijk misleid. Terwijl gij daar boven met eene oprechtheid tegenover mij staat, die ik zou hebben durven bezweren, draagt gij een geheim van de familie Helwig in den zak!... Wat moet ik van u denken, Fee?... Gij kunt die afschuwelijke valschheid alleen weêr goed maken door zonder terughouding mijne vragen te beantwoorden.
- Ik wil alles zeggen, wat ik mag, maar dan bid ik u, och, ik bid u vurig, geef mij het boek terug!
- Is dat waarlijk mijne trotsche, onbuigzame Fee, die zoo dringend verzoeken kan?
Bij die woorden was Hendrik zoo verstandig van onbemerkt heen te gaan; maar hij ging doodelijk ontsteld op den ondersten trap zitten en greep naar zijn hoofd, als om te voelen of het na het gehoorde nog op de rechte plaats zat.
- Gij zijt dus heden enkel in de kamers van tante Cordula gedrongen, om dit boek te halen? vroeg de professor.
- Ja.
-, Langs welken weg? - Ik vond alle deuren goed gesloten.
- Ik ben over de daken gegaan, antwoordde zij aarzelend.
- Dat wil zeggen over de zolder?
Zij werd bloedrood. Was zij ook bevrijd van de verdenking eener gemeene daad, zoo droeg zij toch altijd den schijn van inbraak.
- Neen, zegde zij gedrukt; over de zolders kan men er niet komen; ik ben het zoldervenster, dat er tegenover ligt, uitgeklommen en over de daken gegaan.
- Onder dien vreeselijken storm? vroeg hij verbleekend. Felicitas, gij zijt schrikkelijk in uwe stijfhoofdigheid!
- Ik had geene andere keus! antwoordde zij bitter lachend
- En waarom wildet gij volstrekt dat boek in uw bezit hebben.
- Ik beschouwde het als een heilig legaat, dat tante Cordula mij vermaakt had. Ze had mij gezegd, dat het grijze doosje vernietigd moest worden eer zij stierf; ik wist niet wat er in was; maar de dood is haar overvallen en ik hield mij overtuigd, dat het doosje niet vernietig was. Daarbij kwam nog, dat de doos in het geheime vak stond, dat het zilver bevatte; ik kon die geheime plaats niet aangeven, zonder het boek mede in onbevoegde handen te leveren.
- Arm, arm kind, wat moet gij eenen angst hebben uitgestaan!... En nu is al die heldhaftige zelfverloochening te vergeefs, geweest, nu is het boek toch in onbevoegde handen.
- Och neen, gij zult het mij wel teruggeven? bad zij angstig smeekend.
- Felicitas, zegde hij streng en gebieden, eer ik u dat beloof, moet ge mij twee vragen naar waarheid beantwoorden; Kent gij den inhoud van het boek?
- Gedeeltelijk, sinds heden.
- En strekt hij uwer oude vriendin tot oneer?
Zij zweeg besluitenloos. Als zij toestemmend op die vraag antwoordde, zou hij haar waarschijnlijk het boek teruggeven; maar dan wierp zij eene smet op de nagedachtenis van tante Cordula en bevestigde de kwade geruchten die er wegens verneemde schuld over haar in omloop waren.
(Wordt voortgezet.)