daal ik naar beneden.’ Zoo gezegd, zoo gedaan. Ongelukkig echter kon hij zich boven niet vasthouden en ploft in een oogwenk naar beneden, waar hij op den vuurhaard terecht komt. Twee gillen van de huisvrouw en de keukenmeid toonen hem het gevaar, waarin hij verkeert. Bedaard staat hij op en zegt, met 't gelaat tot de vrouwen gewend: ‘Morgen wordt er geveegd!’ Daarop ging hij ongehinderd de voordeur uit.
***
Te Antwerpen had eene linnenhandelaarster nog niet lang haar magazijn geopend, toen zij op een morgen een welgekleed jonkman, haren winkel ziet binnentreden. ‘Ge hebt daar, Mejuffer,’ begint hij, ‘naar ik zie, eene uitgezochte verzameling hemden, die mij zeer goed gemaakt toeschijnen; hebt ge ook soms gemaakte vrouwenhemden?’ - Zeker, mijnheer, en voortreffelijk genaaid’ - ‘Daar ik plan heb mij in 't huwelijk te begeven,’ ging de onbekende voort, ‘zoo wilde ik wel drie dozijnen koopen, om mijne bruid een klein geschenk te geven.’ Het duurde niet lang, of de gevraagde hemden lagen voor hem. Na een, naar het scheen, zeer aandachtig onderzoek, maakte de vreemdeling de opmerking: ‘Ik geloof, dat ze een beetje te nauw en ook te klein zijn; evenwel,’ voegde hij er bij, ‘daar mijne bruid ongeveer van dezelfde grootte en gestalte is als gij, zou ik u wel willen verzoeken, een der hemden over uwe kleederen aan te trekken.’ - ‘Met genoegen,’ hernam de handelaarster, en ging in een hoek van den winkel, om aan het verlangen van den hupschen klant te voldoen. Toen zij een hemd aangedaan had, beschouwt hij haar van alle kanten en bukt achter haar, schijnbaar om de lengte nauwkeurig op te nemen, maar eigenlijk om met eene lange stopnaald haar kleed met het hemd vast te hechten. De handelaarster, die nu het aangepaste hemd weêr wil uittrekken, licht natuurlijk bij elke beweging, die zij maakt, om het over het hoofd te halen, ook van achteren haar kleed mede in de hoogte, en roept geërgerd uit: ‘Maar, mijnheer, houd toch op met die grappen; dat is afschuwelijk,’ Maar nog afschuwelijker was het, dat de kooper op dat oogenblik de drie dozijn hemden onder den arm nam, en zoo snel, als zijne beenen hem dragen konden, wegliep. - Wat te doen? De handelaarster overlegde bij zich zelve, of zij in haar bespottelijk toilet den dief zou naloopen; deze
kostbare oogenblikken gaven echter aan den snelvoetigen bruidegom gelegenheid zich uit den weg te maken, en toen zij eindelijk, wanhopig over het verlies van hare drie dozijn hemden, alle bedenkingen op zij zette, en uit haren winkel den dief naijlt, ziet ze zich in hare vervolging weldra belemmerd door eene bende straatjongens, die met geweldig getier haar in haar carnavalskostuum naar huis geleiden.