Kleine fee.
Tafereelen uit Marlitt's verhaal:
Het geheim der oude jufvrouw.
(Vervolg.)
Dat was een moeilijke toestand voor Felicitas. Daar zat de vrouw die door hare bekentenis verdacht gemaakt werd. Hoe dikwijls was er in oogenblikken van opgewondenheid een gevoel van wraaklust tegen hare pijnigster in de ziel van het jonge meisje opgekomen. Dan had zij gedacht hoe aangenaam het haar zou zijn als zij dat hatelijke mensch ook eens zag lijden..
Nu had zij gelegenheid om haar leed te doen - om de groote vrouw te beschamen - haar van eene onwettige daad te overtuigen .. Maar... hoe weinig had zij zich zelve, had zij den adel van haar eigen hart gekend - het was haar volstrekt onmogelijk zich te wreken... Zij zag steelsgewijze naar hare vijandin, een blik als van eene tiegerin ontmoette den hare - zij liet zich hierdoor niet verschrikken. - Ik was er niet bij tegenwoordig toen de verzameling vernietigd werd en kan dus niet het minste getuigen, verklaarde zij, zoo vast en beslissend, dat de advokaat onmiddellijk inzag, dat hij geene verdere mededeelingen van haar te hopen had.
Deze handelwijze zou haar duur te staan komen, want thans brak het onweder los, dat tot hiertoe dof rommelend boven haar hoofd gezweefd had. Mevrouw Helwig was opge staan, zij steunde met hare handen op de tafel en hare oogen fonkelden uit het verbleekte gezicht.
- Ellendig schepsel! denk gij, dat ge mij hoeft te ontzien? riep zij met eene stem die van woede beerde. Vermeet gij u te denken dat ik reden heb om eene enkele mijner daden voor de wereld te verbergen, en dat gij mij zoudt behooren te helpen, gij?
Daarop keerde zij verachtelijk haar hoofd om en richtte hare grijze oogen met de herwonnen koelheid en trotsche aanmatiging op den advokaat.
- Eigenlijk ben ik gewoon alleen aan Hooger rekenschap mijner daden af te leggen, zegde zij. Maar gij zult eventwel vernemen, lieve Frank, wat van die onschatbare papieren is, alleen omdat ik niet verkies, dat dit schepsel ginds zich verbeelden zal dat ik eenige gemeenschap met haar heb. Cordula Helwig was eene verlorene ziel; en die haar verdedigt, bewijst dat hij denzelfden weg bewandelt. In plaats van te bidden, verdoofde zij de stem van haar geweten met wereldsche muziek, vol strafbaren zinnelust. Ik heb de papieren verbrand, lieve Frank!
Die laatste woorden sprak zij met verheffing van stem op triomfeerenden toon.
- Moeder! riep de professor ontsteld en snelde naar haar toe.
- Nu, wat wilt ge, mijn zoon! vroeg zij met een gebaar van ongenaakbaarheid. Hare geheele gestalte strekte zich uit - zij stond daar als met ijzer gekurasseerd. Gij wilt mij blijkbaar verwijten, dat ik u en Nathanaël van dit kostbaar erfstuk beroofd heb, vervolgde zij met onbeschrijfelijken hoon. Stel u gerust, ik heb al lang besloten u dat paar daalders uit mijne eigene kas te vergoeden; dan hebt gij er althans geene schade bij.
- Dat paar daalders? herhaalde de advokaat, bevende van gramschap en ontsteltenis. Mevrouw Helwig, gij zult het genoegen hebben aan uwe zoons vijfduizend daalders te moeten uitkeeren!
- Vijfduizend daalders? Voor die vuile papieren? lachte mevrouw Helwig. Maak u niet belachelijk, Frank!
- Die vuile oude papieren zullen u duur te staan komen, dat zeg ik u! herhaalde de jonge man, die zijne drift zocht te beheerschen. Ik zal u morgen de eigenhandige aanteekeningen der overledene voorleggen, die de weerde der handschriften op volle vijfduizend daalders schat, het manuscript van Bach niet medegerekend; versta mij wel, mevrouw Helwig. In welk eene lastige verhouding gij u door de vernietiging van dien inderdaad onwaardeerbaren schat hebt gebracht, tegenover de erven von Hirschsprung, is nog niet te overzien! Hij sloeg zich in de overmaat zijner opgewondenheid met de hand tegen het voorhoofd. Ongelooflijk! riep hij. Johannes, in dit oogenblik herinner ik u aan hetgeen wij eenige weken geleden samen besproken hebben; treffender bewijs van de waarheid mijner beweringen kondt gij nooit krijgen!
De professor antwoordde niet. Hij was voor het raam gaan staan en zag in den tuin. In hoe ver de woorden zijns vriends hem tot nadenken brachten, kon hij alleen beslissen.
Een oogenblik scheen het alsof mevrouw Helwig begreep dat zij zich moedwillig eene reeks van onaangenaamheden op den hals gehaald had; hare houding verloor eensklaps de uitdrukking van onverstoorbaar zelfvertrouwen en eigengerechtigheid en de spottende glimlach, waartoe zij zich gedwongen had, ging over in eene stuiptrekking van den mond. Maar hoe zou ooit het ongehoorde geval kunnen plaats hebben, dat de groote vrouw in den toestand kwam over eenen door haar gedanen stap berouw te hebben.
- Ik herinner u aan uw eigen vroeger gezegde, mijnheer de advokaat, hernam zij koel en ernstig; men schrijft de overledene met volle recht zinneloosheid toe. Het zou mij niet moeilijk vallen hiervan bewijzen bij te bi engen. Wie zal mij dus overtuigen, dat zij die belachelijke taxatie van die papieren niet in eene vlaag van waanzin geschreven heeft?
- Ik! riep Felicitas snel en beslissend, hoewel hare stem, door al hare tegenstrijdige aandoeningen beefde. Die beschuldiging zal ik van de doode afweren zoo lang ik kan, mevrouw Helwig! Niemand heeft wellicht ooit helderder en klaarder verstand bezeten dan zij; ik weet wel, dat die woorden van mij, op zich zelf geen genoegzaam bewijs geven; maar, zoo het u ook gelukt ieder bewijs voor het gezond verstand der overledene om te stooten, de portefeuilles zijn er nog, waarin zij hare schatten bewaarde; ik heb ze gered! In iedere portefeuille staat eene opgave van den inhoud, met den prijs waarvoor ieder stuk is aangekocht geworden.
- Wel zoo, daar heb ik eene voortreffelijke getuige tegen mij groot gebracht! riep mevrouw Helwig woedend.... Maar nu zal ik met u in het gerecht treden! Gij hebt het dus gewaagd mij jaren lang met onbeschaamdheid te misleiden! Gij hebt mijn brood geëten, terwijl gij mij achter mijnen rug belasterdet? Gij hadt van huis tot huis moeten bedelen, als ik u niet on-