Het Paleis van Luxor en het Ramesseüm.
Op den linker oever van den Nijl, tegenover de tempels van Karnak en Luxor liggen de puinhoopen van een grootsch paleis, hetwelk door koning Amenophis III gebouwd is, en daarom het huis van Amenophis wordt genoemd. Te midden der puinhoopen verrijzen nog heden twee reusachtige zittende beelden, 48 voet hoog, die den stichter zelven voorstellen. Amenophis is afgebeeld in eene rustende houding met de handen op de knieën; de voorzijde van den troonzetel wordt gevormd door vrouwenbeelden, die tot aan de knie reiken; zij stellen de moeder en de vrouw van Amenophis voor.
Het noordelijkste dezer beide gevaarten noemden de Grieken het beeld van Memnon en zij knoopten daaraan eene schoone sage vast In het jaar 27 voor Christus had eene aardbeving aan dit beeld een geduchten schok toegebracht, en zijn bovengedeelte ter aarde geworpen. Sinds dien tijd nam men hier een uiterst vreemd verschijnsel waar. Bij den opgang der zon deed de romp een zeer welluidenden toon weerklinken; men zei, dat het beeld zong, en de Grieken verhaalden dat deze klank de teedere morgengroet was van den zoon aan zijne koninklijke moeder, de Dage raad. Elken morgen besproeide deze, uit droefheid over den vroegen dood van haren lieveling, het beeld met hare tranen, den morgendauw, en met zijne zachte tonen betuigde dan de zoon daarvoor zijn dank. Het beeld zou gezongen hebben tot den dag waarop het hersteld werd: toen bleef het wonder uit.
Dewijl men in lateren tijd die tonen niet meer gehoord heeft, is het zingen van het Memnonbeeld menigmaal voor eene sage gehouden. Maar een groot aantal Grieksche opschriften op het voetstuk, waarvan sommigen reeds uit Nero's tijd dagteekenen, getuigen voor de waarheid daarvan. Daarenboven heeft men ook in den jongsten tijd in groote Egyptische bouwwerken, des morgens - wanneer op den kouden nacht plotseling de in die streken zoo felle zonnehitte volgde - een zingenden toon gehoord, die misschien wel kon voortkomen uit het trillen van de afzonderlijke steendeelen, zoodat hierin het gezang van het Memnonbeeld zijne verklaring zou vinden.
Op denzelfden westelijken Nijloever, waarop het huis van Amenophis ligt, vindt men ook het Ramesseüm, het groote paleis door koning Ramses II gebouwd, het prachtigste werk van oud-Egyptische kunst. Nog heden ten dage staat de reusachtige portiek, welke naar den eersten vierkanten, door zuilengangen omringden voorhof voert. Van de dubbele rij zuilen, die het vroeger omringden, zijn nog maar twee overgebleven. Bij den ingang van een tweeden dergelijken voorhof stond vroeger het grootste van alle gevaarten, in Egypte ontdekt, het zittende beeld van Ramses, dat uit één rood granietblok gehouwen is. Het voetstuk is met den zetel 20 voet hoog; de hoogte van het beeld, van den zetel af, bedroeg 40 voet. Thans echter is de kolos ter aarde gestort. - Hoe ontzaglijk groot al zijne afmetingen zijn, laat zich opmaken uit den wijsvinger, welks lengte niet minder dan 4 voet bedraagt. Drie poorten van zwart graniet voeren uit een tweeden voorhof in eene door zuilen ondersteunde zaal, waarin 60 zuilen, in 10 rijen geplaatst, het dak schoorden. Vier van deze zuilen, wier hoogte 36 en wier doorsnede 6 voet bedraagt, staan nog heden. Drie kleinere dergelijke zalen sloten zich aan de groote aan; ter weerzijde lagen nevenvertrekken. Het dak van één hunner is met een groot astronomisch schilderwerk versierd, terwijl gewelfde zuilengangen, uit tichelsteen gebouwd, het achterste gedeelte van het uitgestrekte paleis vormen. Nog heden zijn de wanden en zolderingen van het geheele bouwwerk met ontelbare opschriften en muurschilderingen bedekt.
Het schilderwerk stelt tooneelen uit de levensgeschiedenis van den koning voor Gedeeltelijk hebben zij ook den omgang van Ramses met de Egyptische godheden tot onderwerp. Evenzoo is er eene menigte van beeldhouwwerk aangebracht, hetwelk de krijgstochten van den koning, tooneelen uit het legerkamp, aanvallen op vestingen, enz. afbeeldt.
Niet ver van de stad verheft zich uit de vlakte het Lybisch gebergte tot eene hoogte van 300 voet. Hier hebben de oude bewoners van Thebe hunne grafgewelven in den berg uitgehouwen; twee uren ver strekken zich deze catacomben uit. Dikwijls liggen meer dan ééne rij van grafkamers boven elkander. De onderste, meestal de rustplaatsen der aanzienlijken, zijn prachtig versierd. De bovenste kamers, die den armen toebehoorden, zijn kleiner, eenvoudiger, armoediger. De verschillende kamers en verdiepingen zijn door trappen en gangen verbonden. Duizende mummiën bevinden zich nog heden in de catacomben, ofschoon ook hier sinds onheugelijke jaren de Arabieren op hunne roofzuchtige wijze hebben huisgehouden. Amuletten, die men den dooden medegaf; papyrusrollen met opschriften, de zoogenaamde doodenboeken, beeldhouwwerken en fresco's, wier heldere kleuren met eene verwonderlijke frischheid bewaard gebleven zijn en ons eenige opheldering omtrent het beroep van den overledene schenken, schilderen ons het oud-Egyptische leven met onkreukbare trouw, en dienen ons als zekere gidsen in de geschiedenis van de beschaving der oudste tijden.
De koningen waren in den dood van hun volk gescheiden; zij hadden hunne grafplaatsen in eene andere, verder naar het Westen liggende bergketen. Zij rustten niet, zoo als de koningen van Memphis onder ontzaggelijke pyramiden, maar hadden in plaats daarvan gangen van groote lengte diep in de rots laten uithouwen. Ieder koningsgraf bestaat uit eene reeks van zalen, kamers en galerijen, die eindelijk naar de diepe krocht voeren, waarin de sarcophaag met de mummie rust. De galerijen, die tot eene diepte van 360 voet in de rots uitgehouwen zijn, werden na het bijzetten van de doodkist veeltijds versperd; van buiten zijn zij door vleugeldeuren stevig gesloten. Ook in al deze gangen en zalen treft men zoowel beeldwerk als muurschilderingen aan, die met levendige, somtijds zelfs met bonte kleuren prijken.
De beelden stellen meestal het lot der zielen na den dood voor. De koning verschijnt voor de goden der onderwereld, om voor hen zijne daden te rechtvaardigen. Aan de ééne zijde is het leven der gelukzaligen, aan de andere het leven der rampzaligen voorgesteld. Zóó vergunnen ook deze koningsgraven ons een blik in het zedelijk-godsdienstig leven der Egyptenaars.
De eeuwen lang bewaarde overblijfsels der Egyptische bouwwerken spreken nog heden met bezielde tong tot ons. Zij verhalen ons, hoe in den overouden, grijzen voortijd het volk