Voor honderd jaren.
Tafereelen uit de groote Fransche Revolutie.
Door J.R. van der Lans.
X.
De opstand der regimenten van Nancy. - De ‘krijgswet.’ - Markies de Bouillé. - Heldendood van Desilles. - Het bloedbad van Nancy.
De ‘helden der revolutie’ hebben geen klagen dat Frankrijk hunne nagedachtenisniet genoeg in eere heeft gehouden; Mirabeau, Bailly, Lafayette, zij allen hebben hunne standbeelden; de bestormers der Bastille zijn door tal van monumenten verheerlijkt. Tevergeefs echter zal men zoeken naat een gedenkteeken ter herinnering aan zoo menige daad van heldhaftige trouw en verhexen zelfopoffering, getuigend dat ook in de dagen van Frankrijks diepste verbastering de aloude ridderlijke geest der Bayards nog niet was uitgestorven. Nergens zal men een eerzuil vinden ter vereeuwiging van het heldenfeit, hetwelk we hier willen verhalen als eene aangename verpoozing van de vele gruwelen, die we tot dusver hadden te vermelden. Eene daad als die van den officier Desilles is als eene verkwikkende oase in de troostelooze wildernis van zooveel ongerechtigheid, verraad en geweld.
De revolutiegeest, die als een aanstekelijke waanzin heel Frankrijk teisterde, had ook het garnizoen der stad Nancy aangetast. Er lagen daar drie regimenten, waarvan het eerste door een bijzonder voorrecht den titel droeg van ‘regiment des konings,’ waarop het tot dusver roem droeg. Een ander regiment, dat van Châteauvieux, bestond uit Zwitsers, alom geroemd om de spreekwoordelijke trouw, hunnen landaard eigen. De inblazingen der oproerstoders hadden echter ten laatste ook deze keurtroepen bedorven; hunne omkooperijen waren ook hier niet zonder uitwerking gebleven, en op zekeren dag namen de soldaten hunne officieren in hechtenis, maakten zich van de regimentskas meester en droegen het opperbevel op aan een gemeen soldaat, die in zegepraal zou zijn rondgevoerd op een wagen door jonge officieren getrokken, als de opstand niet spoedig onderdrukt was. De soldaten van Châteauleux braken het tuighuis open en deelden drie duizend geweren uit aan de ‘patriotten’ onder het volk. Tot zelfs het gemeentebestuur van Nancy was door de muiters afgezet en door een nieuw bewind in hun geest vervangen.
De Nationale Vergadering, die vroeger elken opstand had aangemoedigd of althans oogluikend aangezien, was in den laatsten tijd op dat stuk van houding veranderd. Toen het er nog op aankwam, het koninklijk gezag te verzwakken, vond zij bij elke oproerige beweging hare rekening. Nu zij echter in de plaats des konings getreden was, zorgde zij wel dat men hare overheid niet te na kwam. Herhaaldelijk was markies Lafayette, die zich vroeger aan de spits van den opstand gesteld had, tot tuchtiging van weerspannigen uitgetrokken. Op zijn voorstel had de Nationale Vergadering eene zoogenaamde ‘krijgswet’ afgevaardigd, volgens welke bij samenscholingen eene roode vlag zou worden geheschen ten teeken dat ieder zijnsweegs zou gaan, tenzij hij gestraft wilde worden wegens verzet tegen de wet.
‘Om de revolutie tot stand te brengen,’ had Lafayette gezegd, ‘zijn er wanordelijkheden noodig geweest, want het oude régime was slechts ongerechtigheid en slavernij, en toen was de opstand de heiligste der plichten. Maar nu de revolutie voltrokken en de constitutie gevestigd is, moet de nieuwe orde versterkt worden, de kalmte terugkeeren, de wetten moeten worden geëerbiedigd, de personen in veiligheid zijn; men moet de nieuwe constitutie doen beminnen, en de openbare macht moet sterkte en wilskracht toonen.’
Met andere woorden: toen de koning zijn wettig gezag nog uitoefende, was het plicht revolutie te maken; maar nu wij ons tot gebieders van Frankrijk hebben opgeworpen, is het plicht zonder tegenspreken te gehoorzamen.
De Nationale Vergadering voelde zich dus geroepen den opstand der regimenten van Nancy te onderdrukken en 's konings minister wist van haar te verkrijgen dat de markies de Bouillé met die taak zou worden belast. Deze ridderlijke krijgsman, die over de gezamenlijke troepen in Lotharingen, den Elzas en Franche-Comté het opperbevel voerde, stond bekend om zijn mannelijk karakter en doortastende wilskracht. Door de nieuwe denkbeelden niet aan het wankelen gebracht, was hij den koning trouw gebleven, en toen men van hem den nieuwen burgereed verlangde, had hij dim geweigerd, uitroepende: ‘De koning en Frankrijk moeten weten dat zij op mij kunnen rekenen.’
Doch juist omdat dr koning op zijn trouwen dienaar rekende, zag hij ongaarne dat deze zich de tegenwoordige meesters van Frankrijk tot vijand maakte; hij liet den wakkeren krijgsman weten dat het hem aangenaam zijn zou, als deze besluiten kon den gevraagden eed af te leggen, en op dien wenk deed de markies de Bouillé zich geweld aan, om Lafayette, zijn neef en voormaligen wapenmakker de hand te reiken. Aan die toenadering had hij het te danken, dat hij met buitengewoon uitgebreide volmacht door de Nationale Vergadering werd aangewezen om de wanordelijkheden te Nancy te onderdrukken.
De muiters wisten met wat ze hoorden, toen zij in plaats van de aanmoedigingen, die zij gemeend hadden van de Nationale Vergadering te mogen verwachten, slechts afkeuring en berisping vernamen. De officier De Malseigne, die aan de drie regimenten het decreet der Vergadering moest meedeelen, vond geen gehoor bij de soldaten, wien hij anders door zijne forsche gestalte, zijn moedig optreden en zijne rechtschapenheid steeds ontzag had weten in te boezemen. Door het ‘regiment des konings,’ als aristocraat uitgejouwd, dreigde hij in de kazerne van het regiment Châteauvieux vermoord te worden door de muiters, die hem met de wapenen in de hand te lijf gingen, zoodat hij slechts na eene wanhopige worsteling aan hunne woede ontkomen kon. Daarop naar Lunéville vertrokken om er hulp te zoeken bij eenige escadrons karabiniers, die nog van de algemeene muitzucht waren vrijgebleven, zag hij zich door de soldaten van het regiment Châteauvieux als door een razenden troep wolven achtervolgd. Gelukkig ontmoet hij op zijn weg eene afdeeling der karabiniers, wien hij zijn wedervaren verhaalt en die verontwaardigd met hem zijne achtervolgers tegemoet trekken. Door eene onvoorziene charge wordt de troep op de vlucht gejaagd met achterlating van negen of tien gewonden. Malseigne keert met de karabiniers naar Lunéville terug, doch helaas om er slechts verraad te vinden, waar hij ridderlijke trouw had verwacht. De soldaten van Lunéville, op hunne beurt gewonnen door deputaties uit het garnizoen van Nancy, die hun kwamen zeggen: ‘Vat zouden wij onder broeders vechten!’ sloegen zelf tot muiten over en leverden den moedigen Malseigne op de laagste wijze in de handen zijner vervolgers. Terwijl hij sliep, bonden ze hem aan handen en voeten, en gekneveld als een misdadiger werd de machtelooze krijger weggesleurd. Daarmee nog niet tevreden, wierpen de muiters zich op hunne officieren, namen er twintig gevangen en wondden er
verscheidene.
Ondertusschen verzamelde de markies de Bouillé, die de man niet was om voor opstandelingen te wijken, te Metz een leger, dat sterk door moed en trouw, tegen eene dubbele overmacht zou opgewassen zijn. Met hoogstens drie duizend man, waaronder Zwitsers en achthonderd manschappen der Nationale Garde van Metz, durft hij optrekken naar Nancy, waar zeven duizend opstandelingen hem met de wapenen in de hand wachten. Zijn tocht wordt gedekt door acht stukken geschut; maar wat hem alle hoop geeft op de zege, is de uitstekende geest der krijgers, die hij onder zijne bevelen heeft. Hij heeft hen allen weten te bezielen met zijn vurigen ijver voor de zaak des konings en zijn eigen moed in de harten zijner soldaten weten over te storten.
Op eene halve mijl afstands van Nancy genaderd, houdt hij stil, om van daar zijne sommatie te richten tot de drie regimenten, hun kennis te geven van de volmachten, waarmede hij bekleed is en hun eenen tijd van beraad toe te staan. Verschillende deputaties worden naar hem afgezonden, die hij met gepaste strengheid ontvangt. Hij eischt dat de muitende regimenten de stad zullen verlaten, dat de officier Malseigne en zijne gevangen wapenmakkers in vrijheid gesteld en de leiders van den opstand aan hem uitgeleverd zullen worden. Na eenige uren onderhandelens worden die voorwaarden eindelijk aangenomen; Malseigne en nog een officier werden vrij naar het kamp van den markies de Bouillé geleid, en zoodra die verdedigers des konings eenmaal uit de handen der opstandelingen waren bevrijd, kwam de koningsgezinde generaal met een gedeelte zijner troepen een der poorten van Nancy bezetten.
Ongelukkig bevonden zich onder die troepen Zwitsers en nu ergerde het de Zwitsers van het regiment Châteauvieux, dat zij hunne landgenooten tegen hen zagen ten strijde trekken om hen tot onderwerping te brengen en te tuchtigen. Er vielen verwijten, beleedigingen, bedreigingen van den kant der muitelingen en van woorden dreigde men tot daden over te slaan. Het heele regiment Châteauvieux komt met vier stukken geschut aangerukt. Van beide zijden heeft de verbittering haar toppunt bereikt; er zal bloed stroomen....
Om die vreeselijke botsing te vermijden treedt een jong en edelmoedig krijgsman uit