Bramh Van den Berg,
De nieuwe Antwerpsche Virtuoos.
Vroegtijdige rijpheid en wijsheid veropenbaren zich hoogst zelden in letteren en wetenschap; vandaar dat de meeste uitvindingen en de schoonste lettergewrochten het werk van meergevorderden leeftijd zijn.
In de muziek en de beeldende kunsten echter verraadt de aanleg zich van jongs af. De geschiedenis der toonkunde gewaagt van meer dan een Mozart, die nauwelijks de eerste kinderschoenen ontwassen, als virtuoos en toondichter optrad.
En hier, op eigen grond, in ons kunstrijk Antwerpen, juichten wij reeds over vijf en twintig jaren kleinen Wambach als veelbelovend musicus toe, en wies die innemende knaap met zijn immer lachend gezichtje en zijn bruinen kroezelkop tot een geleerd en hoogstbegaafd toondichter, den schepper van Yolande en Blanchefloor.
Is eene zoo schitterende toekomst weggelegd voor den jongen virtuoos, wiens portret wij heden onzen lezers aanbieden?
Op goede gronden kan zoo iets voorspeld worden, alhoewel het moeilijk, ja schier onmogelijk is, te voren de grenzen af te bakenen, tot waar eens kunstenaars begaafdheid zich uitbreiden zal.
Bijkomende omstandigheden van allen aard kunnen de vlucht eens kunstenaars belemmeren; maar naar den gewonen gang der zaken, als kleine Bramh Van den Berg geene stoffelijke hinderpalen op zijne kunstbaan ontmoet en zich met denzelfden ijver op de muziek toeleggen blijft, zal hij zich onbetwijfelbaar eenen grooten naam in de toonkunst verwerven.
Hij hoede zich echter voor den roes eener vroegtijdige glorie, die nooit de bevrediging der eerzucht op het eindelooze gebied der kunst, maar slechts een spoorslag tot verdere overwinningen en hoogere strevingen zijn mag.
Schier niemand in de Antwerpsche kunstwereld kende den jongen elfjarigen pianist vóór hij eensklaps, geleersd en gespoord, te voorschijn trad en eene glansrijke zegepraal behaalde.
Het was op 29 December van het verloopen jaar, dat de kleine Van den Berg voor het eerst in het publiek optrad. Zijn bijval was zoo overgroot, dat hij al dadelijk uitgenoodigd werd in ‘De Katholieke Kring’ een tweede concert te komen geven. Die tweede proeve was beslissend: alle bevoegden erkenden in den jeugdigen pianist een ontluikend talent van een veelbelovenden wasdom. Geheel uit het hoofd speelde de elfjarige virtuoos daar een geheel programma af: een concert van Hummel, eene prelude van Bach, eene sonate van Beethoven, stukken van Raff, Ed. Potjes en eindelijk eene compositie van Dom Scarlatti, die de grootmeester van het klavier, de beroemde Hans von Bülow, als een zijner lievelingstukken op zijn repertorium geplaatst heeft.
Het klavierspel van den jongen Bramh van den Berg getuigt doorslaande dat er in dit kleine lichaam reeds eene groote kunstenaarsziel huist; buiten de kracht van het mekanism, die de teedere handjes nog niet verwekken kunnen, zijn al de andere hoedanigheden van den virtuoos reeds in ruime mate voorhanden.
Het optreden van den jongen Bramh Van den Berg is te Antwerpen eene blijde verrassing geweest voor al degenen, die met trots den kunstroem der Scheldestad vermeerderen zien. Van nu af is de kleine pianist sterk genoeg, om ook in den vreemde getuigenis te gaan afleggen van den kunstzin en de kunstbegaafdheid der zonen van de Rubensstad. In Parijs, waar hij door het huis Pleyel voor een aantal concerto's in de Wereld-Tentoonstelling gevraagd is, alsook in Londen en in Amsterdam, waar de jonge virtuoos in den loop van den volgenden zomer optreden zal, moge zijn bijval even groot zijn als te onzent.
Hartelijk welkom heeten wij den jongen Bramh Van den Berg in de Antwerpsche kunstwereld.
Hij vergete nooit zijne Vlaamsche geboortestad en zijn kundigen leermeester Edw. Potjes.