grootste liefde voor hem gevoelde; zelve had zij haar recht op zijn hart opgegeven, doch deze openlijke bekentenis van zijne neiging voor Helene was de grootste beleediging zijne vrouw aangedaan. Zij had door niets zijne achting verbeurd. Hoe kon zij in zulke omstandigheden nog in zijn huis blijven? Onmogelijk dacht zij, terwijl zij vertwijfelend de handen wrong. Wat te doen?
Hoe zou zij in haren toestand eenige verandering brengen kunnen? De meest verschillende plannen gingen haar door het hoofd, maar niet een scheen haar geschikt om ten uitvoer gebracht te worden. En zij moest mij zijne liefde ontrooven? riep eene stem in haar binnenste. Weenend verborg zij het schoone hoofd in de kussens; radeloos met een gebroken hart lag zij daar tot de slaap haar overviel.
Toen Leonie den volgenden morgen ontwaakte, gevoelde zij dat haar de kracht ontbrak om haar man vrij te gemoet te gaan; eerst moest zij al hare krachten verzamelen, eerst met zich zelve eens zijn, hoe te handelen; zij verontschuldigde zich bij het ontbijt wegens zware hoofdpijn.
In pijnlijke gedachten verzonken, rustte zij op den divan, het gloeiend hoofd op de hand gesteund; de deur van hare kamer ging zachtjes open en een blond krullekopje kwam te voorschijn.
‘Mag ik binnenkomen?’ sprak het zoo vriendelijk, en reeds was Helene aan Leonie's zijde, terwijl zij vol medelijden vroeg: ‘Hoe bleek en lijdend ziet gij er uit, lieve vriendin; gij gevoelt u toch niet ernstig ongesteld?’
‘Neen, wezenlijk niet,’ antwoordde Leonie. ‘Eene hevige hoofdpijn, die nu reeds vermindert, heeft mij den geheelen nacht geplaagd. Een rustig uurtje zal mij weldra geheel herstellen.’
‘O, dat zou heerlijk zijn!’ riep Helene, terwijl zij voor haar neerknielde en de hand van de jonge vrouw vatte. Het zou vandaag mij dubbel gespeten hebben als wij u moesten missen.’
‘Juist vandaag? is er dan iets bijzonders? Wezenlijk, gij ziet er feestelijk uit, waarom hebt gij u zoo keurig aangekleed? Dat schoone blauwe lint in het haar is iets zeldzaams voor de eenvoudige Helene. En dit nieuwe kleed, dat gij alleen op een gewichtigen dag zoudt aantrekken? Moet er vandaag iets bijzonders plaats hebben?’
Vriendelijk en zacht als altijd had Leonie tot Helene gesproken. Zij wilde haar de smart niet doen gevoelen, die Helene haar onbewust veroorzaakte. Deze vleide zich tegen Leonie aan en zeide met een gelukkig lachje: ‘Ik ben vandaag 19 jaar geworden.’
Verrast richtte Leonie zich van den sofa op en riep uit:
‘En wij wisten er niets van.’ Op hartelijken toon ging zij voort: ‘O gij lief, stout, jarig kind, laat ik u hartelijk geluk wenschen. Dat gij een kalm, rein geluk deelachtig moget worden, zooals gij het verdient.’
Leonie drukte het meisje aan haar hart en gaf haar een innigen kus op haar blank voorhoofd. Helene zag dat Leonie moeite had hare tranen in te houden en naar het venster ging om hare aandoening te verbergen. Ofschoon nieuwsgierig om ie weten wat de eigenlijke reden mocht zijn, vermeed zij elke onkiesche vraag. Zij trachtte met haar onschuldig gesnap voort te gaan en na eenige minuten wendde ook Leonie het hoofd om en zeide: ‘Wat moet er nu vandaag voor ons kind gedaan worden?’
‘O, niets bijzonders,’ riep Helene vroolijk uit, ‘daar ben ik niet aan gewoon. Alleen met heeren opgevoed, die mij niet veel opmerkzaamheid schonken, bestond het vieren van mijn verjaardag enkel uit eene taart, die onze keukenmeid bakte. Als gij, lieve mevrouw, zooals gewoonlijk met ons in de huiskamer zit, ben ik volkomen tevreden.’
Doch zij zeide de geheele waarheid niet. Een zucht toonde dat zij nog een onuitgesproken wensen had.
de bestuurbare luchtballon van baumgarten-wölfert.
‘Maar uw en Otto's broeder zullen u toch vandaag wel schrijven. Het komt mij voor dat gij in lang geen bericht ontvangen hebt,’ zeide Leonie terwijl zij, den rug naar Helene gekeerd, zich het hoofd met frisch water verkoelde. Zij zag dus niet dat een hevige blos Helene's gelaat overtoog, noch hoorde het beven harer stem toen deze antwoordde ‘Ja, het is ook al lang geleden, doch ik geloof niet dat beide heeren aan mijn verjaardag zullen denken.’
Om dit gesprek niet langer te doen duren, zeide zij:
‘Frisch water is een goed middel voor hoofdpijn, doet het u niet goed?’
‘Ik voel mij werkelijk veel beter; ik zal nu ook toilet gaan maken. In een half uur ben ik gereed en zal dan voor eene taart zorgen.’
‘Doch gij moet mij toestaan dat ik vandaag uw toilet uitzoek. Zoo dikwijls als ik u in een stemmig zwart gewaad zag, wenschte ik u in een lichter, vroolijker kleed te zien, wat zou u dat goed staan.’
(Slot volgt.)