De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 233] [p. 233] [Nummer 30] De Visscher en zijn Zoon. Zij ploegden vele jaren Om 't karig visschersloon 't Ondankbaar veld der baren, De vader met zijn zoon. Zij deelden mee en tegen Bij arbeid, maal en rust, Gevaren, zorgen, zegen. Hum boot was beider lust. Geen visscher won 't van d'oude In kalm en koen beraad; Geen rapper, kloeker bouwde Er zee dan zijn jongmaat. De zee vereende beiden In kamp met weer en wind. De zee zou wreedlijk scheiden Den vader en zijn kind. Eens dat hun moed haar woede Te fier braveeren dorst. Verslond in arren moede Haar muil den jongen borst. In wreed erbarmen spaarde Zij hem, die bleek, ontzind In d'open kolkmond staarde, Verzwelgende zijn kind. ‘Mijn zoon!’ gilt langs de baren Zijn kreet van wee en schrik. ‘Mijn zoon!’ en de oogen waren In 't rond met wilden blik. Van smart verbijsterd, kende De grijsaard sinds geen rust, En elken morgen wendde Zijn boot zich van de kust. Dan zocht hij langs de golven Den jonkman, eens zijn kroon Ach! voor zijn oog bedolven, En jammerde: ‘Mijn zoon!’ Geen antwoord. Krijschend snatren Stormvogels als ten hoon. Slechts de echo van de watren Herhaalt droef-zacht: ‘Mijn zoon!’ En de arme zinnelooze, Voor kolk en klippen blind, Drijft verder telkens 't broze Getimmerte in den wind. Op 't eind mocht hij aanschouwen Den lievling, droef beweend. De zee had ze in haar blauwen En diepen schoot hereend. J.R. van der Lans. Vorige Volgende