Waarmede zich de oude en nieuwe volken voedden.
Er zijn vele spijzen en dranken, waarvan wij een veelvuldig gebruik maken, die geheel en al aan de ouden onbekend waren: de suiker, de boter, de chocolade, de alkohol en de talrijke familie der alkoholhoudende likeuren.
De Egyptenaren aten gaarne de bladen van de papyrus-plant en de vruchten van den lotos.
De Grieken bereidden grootendeels hunne spijzen met olie en meel. Hunne keuken was altijd zeer eenvoudig, maar ze spreidden bij hunne feesten eene groote weelde ten toon in stoffen, vazen, fluit-en lierspeelsters, danseressen en grappenmakers.
Bij de Romeinen nam de keukenkunst in den tijd der keizers eene hooge vlucht, en de tafelweelde werd tot waanzin toe opgevoerd. De rijke lekkerbekken hielden er schotels op na van faisanten-hersens, pauwentongen, zeealenmelk en harten van tortelduiven; eindelijk dreef men de razernij zoover, dat men schotels bereidde uit tongetjes van vogels, die zingen en spreken geleerd hadden.
De maaltijden van Lucullus, van Clodius en Apicius, van Antonius en Cleopatra, moeten als het nec plus ultra van lekkerbek-buitensporigheden beschouwd worden. Bekwame koks genoten jaarlijks een loon van vijftienduizend gulden, en men begiftigde hen met prijzen en bekroningen voor elke nieuwe spijs en elke nieuwe saus, die zij uitvonden.
Bij de rijke Romeinsche families hield men des daags vijf maaltijden: het ontbijt (tentaculum), het tweede ontbijt (prandium) het vooreten (merenda), de maaltijd (coena) en het na-eten (commissatio), dat aan de lekkernijen gewijd was.
Onze voorouders aten vier malen daags; dit doen ook de menschen die werken moeten en zij, die buiten wonen. In de steden houdt men slechts twee of drie maaltijden.
In een groot gedeelte van Azië maakt de rijst het hoofdvoedsel uit, en meer dan de helft van Afrika voedt zich met gierst.
Verschillende volksstammen van Etiopië nemen sprinkhanen tot voedsel; men veronderstelt dat zij afstammelingen zijn van de oude acridophagen of sprinkhaneneters.
De Aurakaniërs maken een soort van afkooksel van verrotte visch en eten dit met graagte. Overigens waren de oude Romeinen zeer verlekkerd op eene tusschenspijs, garum genaamd, die hier bijna aan gelijk stond en bereid werd uit verrotte lampreien, waarvan de stank ons van walging zou doen terugdeinzen.
De Persen vinden een gezond voedsel in de saleb en de tapiocco-sago; de Indianen in de arrow-root en de bananen; de Maleiers in de sago en den broodboom, de Abessiniërs in het sesamzaad. Noord-Amerika leeft van maïs, Zuid-Amerika van maniokmeel; de eilanden van de Stille Zuidzee trekken gedeeltelijk hun voedsel van den broodboom en den kokospalm. De dadels en de bananen maken het