bonden boeken die ginds in eene ouderwetsche glazen kast liggen.
Het waren de grootste komponisten uit verschillende tijden, die hier de eenzaamheid der oude dame deelden.
Er waren echter nog andere schatten in die glazen kast verborgen, die een verzamelaar van handschriften in verrukking gebracht zouden hebben. De handschriften dier groote mannen, de meeste van zeldzame weerde, lagen in portefeuilles achter het glas.
De oude dame had die verzameling in vroeger jaren bij elkander gebracht, toen, zooals zij glimlachende zegde, haar het bloed nog vurig door de aders stroomde; menig geel geworden blad was zij met groote opoffering en zeldzame volharding machtig worden.
Felicitas vond de oude dame in een vertrek achter hare slaapkamer. Zij zat op een voetbankje voor eene geopende kast; de stoelen om haar heen waren beladen met linnen en wollen kindergoed.
De oude dame keek naar de binnentredende om; haar gelaat was zeer veranderd, en hoewel het op dit oogenblik niets dan blijdschap uitdrukte, werden daardoor de sporen van verval niet uitgewischt.
- Goed dat gij komt, lieve Fee, riep zij het jonge meisje te gemoet. Bij den schrijnwerker Tieneman kan ieder oogenblik de familie vermeerderd worden, zooals de baker mij daar even zegde en de menschen hebben geen stuk kleêrgoed voor het arme wormpje. Wij hebben nog een goeden voorraad; het zal een aardig pak zijn. Dit mutsje moet gij nog even afmaken, Fee! het goed moet er nog van avond gebracht worden.
- Och, tante Cordula, antwoordde Felicitas, terwijl zij naald en draad ter hand nam, daarmee zijn de menschen nog niet geheel geholpen; ik weet dat baas Tieneman vijf en twintig daalders noodig heeft.
De oude dame overlegde.
- Nu! het is wat veel voor mijne tegenwoordige omstandigheden, zegde zij; maar het zal toch gaan.
Zij stond met moeite op. Felicitas gaf haar den arm en bracht haar naar de muziekkamer.
- Ik geloof dat gij uwe oude tante in verzoeking wilt brengen! riep de oude dame op eenen toon alsof zij kwaad was, maar hare oogen lachten; zij gaf het jonge meisje een tikje op de wang en beiden lachten en gingen naar de glazen kas.
Dat zware ouderwetsche meubel had ook zijne geheimen. Tante Cordula drukte op eene schijnbaar onbeduidende versiering, en er sprong aan den zijkant eene smalle deur open.
De nu zichtbare ruimte was de ‘ijzeren kist’ der oude dame; Felicitas had er altijd slechts een vluchtigen half bevredigden blik op kunnen werpen. Op de smalle planken lagen eenige rolletjes geld, zilvergoed en sieraden.
Terwijl de oude dame een rol aansprak en de daalders zorgvuldig telde, greep Felicitas eene doos die in den donkersten hoek stond en deed haar nieuwsgierig open.
Er lag een prachtige gouden armband in, er waren geene edelgesteenten aan, doch hij woog zwaar en moest wel van massief goud zijn.
Het meest trof Felicitas echter de wijdte: hij zou de oude dame stellig over de hand gegleden zijn; hij scheen veeleer bestemd voor een forschen mannenpols.
Naar het midden werd hij veel breeder en hier had de graveerstift met groote kunst rozen en fijne blaadjes tot een medaillon in elkander geslingerd.
De oude dame hield den vinger op een van de daalders, en zag midden onder het tellen op.
- Kind, wat hebt ge daar in handen gekregen! riep zij driftig; er lag ongenoegen, schrik en droefheid te gelijk in hare stem.
Zij greep snel naar den armband, legde hem met bevende hand in de doos en deed het deksel er op.
Er gloeide plotseling eene fijne roode plek op hare wang en er was iets hards in hare gefronste wenkbrauwen; zoo had Felicitas haar nog nooit gezien.
de kleine dokter, naar de schilderij van l. von gelder.
't Was alsof het tegenwoordige eensklaps verzonk in een stroom van herinneringen; alsof de oude dame niet meer wist dat Felicitas nevens haar stond; want nadat zij met koortsachtigen drift de doos op hare oude plaats had gezet, greep zij een daarnaast staand met grijs papier beplakt kistje en streek er liefkoozend met de hand over heen; hare trekken werden zach er; zij zuchtte en zegde voor zich heen, terwijl zij het kisje tegen haar hart drukte: Het moet voor mij sterven, en ik kan het toch niet verdragen dat het vernietigd wordt.
Felicitas sloeg angstig hare armen om de kleine zwakke gestalte, die op dat oogenblik hulp- en radeloos voor haar stond.
Het was de eerste maal in den negenjarigen omgang, dat tante hare zelf beheersching verloor.
Hoe teer en zwak zij uiterlijk schijnen mocht, zij bezat onder alle omstandigheden een veerkrachtigen geest en eene onverstoorbare zielrust.
Zij had zich met haar geheel hart aan Felicitas gehecht, en al hare kennis geheel den schat harer gezonde levensbeschouwing in de jonge ziel geplant doch haar verleden was heden nog, even als voor negen jaren, voor het jonge meisje een gesloten boek.
En nu had Felicitas met onvoorzichtige hand dat angstig gesloten verleden aangeroerd; zij deed zich de bitterste verwijten.
- Och, tante, vergeef het mij! bad zij. Hoe kinderlijk aandoenlijk kon het jonge meisje smeeken, dat mevouw Helwig een stijfkop, een blok hout genoemd had.
De oude dame voer met de hand over de oogen.
- Stil, kind, gij hebt niets misdaan; maar ik heb geklapt, alsof ik kindsch was! zegde zij met flauwe stem. Ja, ik word oud! Vroeger klemde ik mijne tanden op elkander om niet te spreken; maar dat gaat niet meer; het wordt tijd dat ik heên ga.
Zij hield het kleine kistje nog altijd aarzelend in de hand, als trachtte zij moed te verzamelen om het uitgesproken doodvonnis aanstonds te voltrekken.
Doch na verloop van eenige oogenblikken legde zij het snel op zijne vroegere plaats en sloot de kas; daarmede scheen ook hare gemoedsrust teruggekeerd te zijn.
Zij ging naar het ronde tafeltje dat naast de kas stond en waarop zij het geld had uitgelegd.
Alsof er niets bijzonders gebeurd was, nam zij den rol weder op en legde nog twee daalders bij de blanke rij.
- Wij zullen het geld in een schoon papier rollen, zegde zij tot Felicitas; aan hare stem was echter nog de met moeite bestreden oproer merkbaar; en het rolleken in het fijne mutsje steken; dan is er als een kleine zegen in geweest, als het kleine kopje er in komt. Hendrik moet van avond precies om negen ure op zijnen post zijn, vergeet dat niet.
De oude dame had namelijk ook hare eigenaardigheden; zij schuwde het licht voor hetgeen zij deed; eerst in 't donker klopte zij aan de huizen der armoede, als de straten ledig en de oogen vermoeid waren.
Hendrik was sedert jaren de rechterhand, die voor de linkerhand verborg wat zij deed; hij droeg de ondersteuning der oude dame zoo omzichtig en onzichtbaar in de huizen der armen, dat niemand hem ooit herkende en menigeen in de stad 't brood der oude dame at, die vreeselijke dingen van haar geloofde.
Terwijl tante Cordula zorgvuldig het pakje dichtmaakte, opende Felicitas de deur der galerij; het was in het laatst van Mei en reeds zacht en warm in de lucht; zij trok het rond tafeltje voor de glazen deur, zette er den leunstoel van tante nevens en begon het koffieservies gereed te zetten.
Het nog onvoltooide kindergoed werd er naast gelegd, en toen de lekkere koffiegeur de lucht vervulde, zat de oude dame genoegelijk in haren stoel en staarde mijmerend naar buiten in de lentelucht.
Felicitas had haar werk weêr opgenomen.
- Tante, zegde zij, nadat er een oogenblik van stilte geheerscht had; zij sprak met nadruk ieder woord uit: morgen komt hij.
- Ja, kind; ik heb het in het dagblad gezien; er wordt uit Bonn geschreven, dat professor Helwig tot herstel zijner gezondheid naar Thüringen gaat.... Hij is een beroemd man geworden, Fee!
(Wordt voortgezet.)