wenkbrauwen te wasschen, wat, in weerwil van het middel, dat de heer Deville haar had gegegeven, geen gemakkelijk werk was, evenmin als het verwijderen van de zwarte vlek aan de kin en andere kleine kunstmiddeltjes, die gediend hadden om de vermomming volkomen te maken.
Toen zij hiermede gereed was, trok zij Leontine met zich naar een spiegel, en deze ontroerde hevig zoodra zij zichzelve in hare oorspronkelijke kleur en als de vroegere Leontine Seewald wederzag.
In weerwil van haar smartelijk lijden, hare moeitevolle dagen en slapelooze nachten, zag zij er zoo jong en bekoorlijk uit, dat Hedwig er over verbaasd was. De glinsterende lokken, kort als die van haar kind, verleenden aan haar lief gelaat iets kinderlijks en onschuldigs.
‘Ik kan waarlijk niet begrijpen, Leontine, hoe ge er toe hebt kunnen besluiten, u zoo te mismaken,’ zei Hedwig.
Van schaamte blozend, verborg Leontine haar gelaat aan de borst der trouwe vriendin.
Toen Hedwig haar met bizondere zorgvuldigheid kleedde en een paar rode rozen in het haar stak, zag zij hare vriendin verwonderd aan.
Hedwig gaf haar een hartelijken kus, blikte haar ernstig in 't gelaat en sprak:
‘Ge zult eindelijk beseffen hoe innig ge altijd zijt bemind geweest; ik moet u namelijk mededeelen dat iemand u verwacht en wenscht te spreken.’
‘Wie kan dat zijn?’ vroeg Leontine met bevende stem. ‘Lieve Hedwig, zeg mij, wie is het?’
‘Iemand die u bemint, Leontine; die u misschien vroeger niet zoo innig heeft liefgehad als ge verdiendet, wien ge nu echter dierbaar zijt en dan ook de teederste liefde moet betoonen, omdatge hem zoo diep hebt bedroefd.’
‘O, dan is het Bertram!’ riep Leontine. ‘Ach, ik durf het niet wagen hem onder de oogen te komen. Lieve Hedwig, blijf bij me! Ik ben zoo ontroerd.’
geef ons heden ons dagelijksch brood, naar de schilderij van ph. sadee.
‘Ik zal bij u blijven,’ antwoordde Hedwig. ‘En, Leontine, blik me in 't gelaat en zie of de minste zweem van ijzerzucht er uit spreekt. Ik werd vroeger het meest door Bertram bemind, thans echter bemint hij u, omdat uwe opofferende liefde en voorbeeldelooze standvastigheid hem diep getroffen hebben. Kom mede, ik zal u hem in de armen voeren.’
Zij voegde het woord bij de daad, opende eene zijdeur en wees de verbaasde, beschaamde en beschroomde Leontine op haren echtgenoot, die naar haar toeijlde en haar teeder omhelsde.
‘Voortaan zal niets u scheiden,’ zei Hedwig aangedaan en met lieflijk kl nkende stem, ‘en zal de trouwste liefde u verbinden.’
Zij verliet de kamer en deed de deur achter zich toe.
't Verwekte groot opzien, toen Bertram Seewald met zijne jonge gade in hunne geboorplaats terugkwam. Er werd veel over gepraat, maar men moest zich met het door Hedwig Kroon uitgedachte verhaal vergenoegen. Alleen met betrekking tot de plaats, waar de zoo wonderlijke geredde was teruggevonden, weken de opgaven van de praatzieke lieden van elkander af; eenigen noemden als zoodanig Italië, anderen China, de Amerikaansche kust, ja zelfs Zuid-Amerika.
Leontine kwam weinig in groote gezelschappen; hare zwakke gezondheid was eene voldoende reden voor die teruggetrokkenheid. Waar zij echter kwam, werd de lieve verschijning met genegenheid ontvangen, en niet de minste onbetamelijke aanmerking, geen enkel spottend gebaar bracht haar ooit in verlegenheid.
Hoe oneindig gelukkig gevoelde Leontine zich, toen zij hare ouders wederzag. De blijdschap van ouders en kind is niet te beschrijven. Zij was voor haar vader en hare moeder in werkelijkheid eene uit den dood herrezene en werd evenals in de dagen harer jeugd weer verbood.
Nooit vergat zij den dag toen zij, in Hedwigs kamer komende, het geschenk van haren vader, den noodlottigen rooden sjaal, zag, waardoor zij Hedwig het leven had willen redden, terwijl zij zichzelve aan den dood had gewijd.
Weldra vertrokken de echtelingen naar Windischkrona, waar niemand in de schoone blonde vrouw de donkerkleurige, ernstige en arme naaister vermoedde, die reeds vroeger in 't huis had verkeerd. Bertram had de huishoudster en de kindermeid, met wie Leontine dikwijls in aanraking was geweest, met eene aanzienlijke vergoeding uit zijn dienst ontslagen, om zijne gade zooveel mogelijk elke herinnering aan haar vorig leven op Windischkrona te besparen. Leontine dacht nog vaak met liefde aan hen, doch gevoelde geen verlangen hen weder te zien.
Na verloop van korten tijd hoorde men niet meer spreken over hare wonderlijke redding en terugkomst, en een nieuw leven begon voor haar en haren echtgenoot.
Bertram gevoelde zich van dag tot dag meer tot haar aangetrokken en de kleine Elfriede, die schoon en lieftallig opgroeide, was een innige band tusschen hen beiden. Zij hadden plechtig met elkander afgesproken, nimmer over het verleden te spreken en zoo weinig mogelijk er aan te denken.
Leontine beschouwde hare vreemde en onoverdachte handelwijze als eene soort van waanzinnigheid. Zij schaamde zich er voor en had haar echtgenoot met tranen in de oogen gebeden, er tegen hun kind nimmer een woord van te zeggen. Lachend had hij geantwoord, dat die geschiedenis geheel onder de bloemen van zijn nieuw, gelukkig leven begraven was. En alzoo was Leontine eindelijk werkelijk zoo gelukkig geworden als zij zich in de eerste dagen na haar huwelijk had verbeeld te zijn.
Ook Hedwig werd nog gelukkig, want haar oude aanbidder en trouwe vriend Hugo Boden had zoo lang om hare hand aanzoek gedaan en zoo vaak blijken van vurige en onveranderlijke liefde gegeven, dat zij ten laatste eene innige genegenheid voor hem opvatte, die door den lateren meer vertrouwelijken omgang met den edelen jongeling steeds toenam, zoodat zij hem weldra uit ware liefde hare hand kon reiken. Mijnheer en mevrouw Harders hadden in den beginne veel moeite gehad om haar te bewegen, Hugo Boden niet af te wijzen, daar zij toch niet ongehuwd kon blijven, en Hugo de voorbeeldigste echtgenoot zou zijn; maar in latere jaren dankte zij hen voor hun goeden raad, want haar huwlijk was gezegend, en zij en haar echtgenoot gevoelden de trouwste en innigste gehechtheid voor elkander. Zij was zoo gelukkig als zij het verdiende te zijn.