Kleine fee.
Tafereelen uit Marlitt's verhaal:
Het geheim der oude jufvrouw.
(Vervolg.)
IV.
Inmiddels bracht Rika een tinnen telloortje met lepel en vorket en een schoon servetje op tafel. Tegelijkertijd werd er buiten gescheld en terstond daarna opende Hendrik de kamerdeur, en liet een kleinen jongen van ongeveer zeven jaren binnentreden.
- Goeden avond, papa! riep het kind en sloeg den sneeuw van zijne klak.
Helwig nam het blonde hoofdje van zijn kind teeder tusschen zijne handen en gaf hem een kus op het voorhoofd.
- Goeden avond, jongen, zegde hij; wel, hebt ge pleizier gehad bij uw kleinen vriend?
- Ja, maar Hendrik heeft mij veel te vroeg gehaald.
- Dat had mama hem gezegd, kind... Kom eens hier, Nathanaël, bezie dit kleine meisje eens; ze heet Fee...
- Fee... Hoe gek! Dat is immers geen naam!
Helwig streelde getroffen de wangen zijner beschermelinge, wier ouders haar, zelf door haren naam, iets dichterlijks hadden willen bijzetten.
- Hare moeder heeft haar zoo genoemd, Nathanaël, hernam hij zacht; zij heet eigenlijk Felicitas.. Is het niet een arm ongelukkig kind? hare mama is vandaag begraven; nu komt zij bij ons wonen, en gij zult haar liefhebben als een zusje, niet waar?
- Neen, papa; ik wil geene zuster hebben.
De jongen was het trouwe evenbeeld zijner moeder. Hij had schoone trekken en eene bijzonder helder blozende kleur, maar had insgelijks de leelijke gewoonte de kin op de borst te drukken en met zijne groote oogen van onder 't gewelfde voorhoofd naar boven te loeren, hetgeen hem eene uitdrukking van valschheid en achterhoudendheid gaf.
In dit oogenblik boog hij het hoofd nog dieper dan anders tegen de borst, hief den rechter elleboog als tot afwering in de hoogte en zag er onderheen, met eene boosaardige uitdrukking naar het kind.
De kleine stond daar en trok verlegen aan haar kleedje; de veel grootere jongen boezemde haar blijkbaar ontzag in; doch langzamerhand kwam zij dichter naar hem toe, zonder zich door zijne vijandige houding te laten afschrikken, en greep met blinkende oogjes naar den kindersabel die aan zijnen gordel hing. Hij stiet haar toornig terug en liep naar zijne moeder, die juist in de kamer kwam.
- Ik wil geene zuster hebben, herhaalde hij terstond, mama, stuur dat leelijke kind weg; ik wil alleen zijn bij u en papa.
Mevrouw Helwig haalde zwijgend de schouders op en ging achter haren stoel aan tafel staan.
- Bidden, Nathanaël! beval zij en vouwde de handen. Aanstonds gingen de tien vingers van den knaap in elkander, hij boog zijn hoofd en deed een lang tafelgebed...
De heer des huizes at niet. Zijne anders bleeke wangen waren rood van opgewondenheid, en, terwijl hij werktuigelijk met zijne vork speelde, vlogen zijne oogen onrustig over de knorrige gezichten van vrouw en kind. Het kleine meisje liet het zich goed smaken en stak een paar karamellen, welke hij naast haar bordje gelegd had, in haren zak.
- Dat is voor mama, zeide zij vertrouwelijk; die houdt nog al veel van karamellen; papa brengt haar altijd heele zakjes vol meê.
- Gij hebt geene mama! riep Nathanaël tergend toe.
- Ja wel! antwoordde de kleine ieverig; gij weet er niets van. Ik heb eene schoonere mama dan gij.
Helwig keek bezorgd naar zijne vrouw, hij hief onwillekeurig de hand op, als wilde hij die op het mondje leggen dat zijn eigen belang zoo slecht begreep.
- Hebt gij voor een bedje gezorgd, Brigittta? vroeg hij schielijk, met zachte, vleiende stem.
- Ja.
- En waar zal zij slapen?
- Bij Rika.
- Zou er - voor den eersten tijd althans - geene plaats in onze slaapkamer zijn?
- Als gij er het bed van Nathanaël wilt laten uitnemen, wel.
Hij keerde zich geërgerd om en riep de meid.
- Rika, zeide hij, gij krijgt 's nachts dit kind onder uwe hoede; behandel het goed en vriendelijk; zij is eene arme wees en aan de teederheid van eene lieve zachte moeder gewoon.
- Ik zal het meisje niets in den weg leggen, mijnheer, antwoordde de oude meid, die blijkbaar geluisterd had; maar ik ben een fatsoenlijkmanskind, en heb mijn levenlang niets met kermisvolk te maken gehad. Wie weet of hare ouders wel eens getrouwd waren
Zij keek schuins naar mevrouw Helwig en verwachtte een goedkeurenden blik voor haar moedig antwoord; doch hare mevrouw deed juist de servet van Nathanaël af en hield zich alsof zij niets van het gesprek gehoord had.
- Dat is sterk! riep de heer Helwig ontrust uit. Moet ik dan heden ontdekken, dat er noch medelijden noch zachtmoedigheid in mijn huis te vinden is? En gij meent dat gij onbarmhartig moogt zijn, Rika, omdat gij een fatsoenlijkmanskind zijt? Nu, tot uwe geruststelling kan ik u zeggen dat de ouders van het kind eerlijk getrouwd zijn geweest, maar ik zeg u met een, dat ik zeer streng zal zijn als ik merk dat gij het kind op eenigerlei wijze slecht behandelt.
Hij scheen den strijd moede. Hij stond op en droeg de kleine naar de kamer der keukenmeid. Het kind liet zich stil naar bed brengen en sliep spoedig in, nadat zij met zoete stem voor papa en mama, voor den goeden oom, die haar morgen weer naar mama zou brengen, en - voor ‘de groote vrouw met het boos gezicht’ gebeden had.
Het was laat in den nacht toen Rika te bed ging. Zij was slecht geluimd, omdat zij zoo lang had moeten opblijven, en maakte zulk een leven in hare kamer dat de kleine ver schrikt wakker werd; het kind ging overeind zitten, streek het haar uit de oogjes, en zag angstig langs de muren van het karig gemeubelde en flauwverlichte vertrek.
- Mama, mama! riep zij met luide stem.
- Wees stil, kind; uwe moeder is er niet; ga slapen, zeide de meid lastig, terwijl zij zich uitkleedde.
Het kind keek haar verschrikt aan en begon zacht te weenen; zij was blijkbaar bang in hare nieuwe omgeving.
- Zoo, nu weent ze ook nog, dat ontbrak er nog aan. Houd u dadelijk stil, komediantenkind!
En zij hief dreigend hare hand op. Het kind stak verschrikt het hoofdje onder 't deksel.
- Mama, ach lieve mama, fluisterde ze, waar zijt ge? neem mij in uw bed; ik ben zoo bang; dan ga ik dadelijk slapen. Ik heb wat voor u bewaard, mama; Fee heeft niet alles opgegeten. Geef mij maar eene hand, mama; dan zal ik stil in mijn bed blijven en...
- Wilt gij wel stil zijn! schreeuwde Rika en liep toornig naar het bedje van het kind...:
Het verroerde zich niet meer; nu en dan drong nog slechts een onderdrukte zucht onder het deksel door.
De oude meid sliep reeds lang, toen het arme kind nog zacht om hare overleden moeder jammerde.