Paolo Veronese.
De eigenlijke naam van dezen beroemden Italiaanschen schilder was Paolo Cagliari. Hij werd in 1528 te Verona geboren, waar sinds eeuwen de schilderkunst eene onafgebroken reeks van waardige beoefenaars tellen mocht. Hij ontving de eerste kunstopleiding van zijnen vader, den beeldhouwer Gabriel Cagliari; maar weldra, den beitel voor het penseel verwisselende, kwam hij in de leer bij zijn oom Antonio Badile, die als schilder grooten naam te Verona had verworven. Nadat hij eenigen tijd in zijne geboortestad was werkzaam geweest, riep kardinaal Gonzaga hem naar Mantua, waar hij door zijn kunstwerk ‘De verzoeking van den H. Antonius’, in den Dom geplaatst, grooten roem verkreeg. Door een onwederstaanbaren aandrang gevoelde Paolo zich naar de lagunen-stad getrokken, en daar, in het kunstlievende Venetië, kwam zijn talent, vooral door de bestudeering van Titiaan en Tintoretto's meesterstukken, tot zijne volle rijpheid. Merkt men nog eenige weifelachtigheid van penseel op in zijn eerste stuk, dat hij te Venetië voltooide, een ‘San Sebastiano;’ zoo krachtig waren reeds zijne fresco's uit de geschiedenis van Esther en eene schilderij in het paleis van den Doge, dat Titiaan hem voorstelde aan de procuratoren van San Marco als een der eerste onder de jonge kunstenaars, die in staat waren om de bibliotheek van San Marco te versieren. Na de voleindiging van dit werk werd hij met eene gouden ketting begiftigd en mocht hij een der procuratoren, Girolamo Grimaldo, naar Rome vergezellen. Hier vergastten zich oog en gemoed des kunstenaars aan de schilderwerken van Rafaël en Michel Angelo en aan de kunstgewrochten der Ouden, en hij ontwikkelde de daardoor verworven kracht in zijne ‘Apotheose van Venetië.’ Daarop schiep hij de heerlijkste voortbrengselen van zijn penseel uit de gewijde geschiedenis en de fabelleer, schilderde portretten en wekte aller bewondering door zijn krachtig koloriet. Daarenboven
versierde hij paleizen en kasteelen met voortreffelijke fresco's.
Paolo Veronese is een der merkwaardigste figuren in de kunstgeschiedenis. De grondslag van zijn stijl had hij medegebracht uit Verona, namelijk het koloriet, dat, hoewel vermaagschapt met het Venetiaansche, een eigenaardigen zilvertoon bezit. Het is duidelijk dat hij veel te danken heeft aan Titiaan, maar nog meer aan Tintoretto. Meer dan deze bleef hij getrouw aan de manier der antieke kunstenaars en voltooide daardoor kunstgewrochten, welke tot de volmaaktste behooren, ooit door het penseel voortgebracht. In deze stukken valt eene zekere voornaamheid dadelijk in het oog: men ziet er eene rijke kleedij, schitterende kleuren, een stoet van dienstknechten, hooge zuilenhallen, enz. en daarmede is het koloriet in volmaakte harmonie; het is warm en krachtig, door een zilvergrijzen toon getemperd, rijk in schakeeringen en fraai van samensmelting. Veronese muntte geenszins uit in de voorstelling van het naakte en zocht dit dan ook zooveel mogelijk te verbergen. Zijne tafereelen uit het maatschappelijk leven in Venetië verschillen aanmerkelijk van die van Michel Angelo, die steeds naar het ideale streeft en zich bij voorkeur tot het naakt bepaald. Bleef Veronese niet geheel vrij van den gemanierden trant zijner tijdgenooten en nu en dan van eene zekere ruwheid, deze kleine vlekjes zijn van geringe beteekenis in eene zoo schitterende zon op het gebied der kunst, en na den dood van Titiaan is hij boven allen twijfel de grootste kunstenaar van zijn tijd.
Een groot aantal schilderijen van Paolo Veronese vindt men te Venetië, bepaaldelijk in de Galleria della Accademia; waaronder zich het ‘Gastmaal bij Levi’ bevindt. Voorts heeft men uitmuntende stukken van zijne hand te Verona, te Weenen, te München, te Berlijn, te Petersburg, in de verzamelingen van het Escuriaal en van het Museo del Prado, in Engeland en eindelijk te Dresden, waar zich het oorspronkelijke bevindt van de prachtige gravure, die wij in dit nummer ten beste geven.
Al is ook de graveernaald niet in staat het eigenaardige van Veronese terug te geven, toch is zij hier in zooverre geslaagd dat de algemeene indruk van het overschoone tafereel goed behouden gebleven is.
‘Over de geheele compositie, die wij in de gravure voor ons hebben,’ ‘zegt ons F.J. Poelhekke, ligt een hooge ernst uitgespreid, en, hoewel gestalten en kleedij ons in de rijke koopstad, het Venetië dier dagen verplaatsen, is het toch duidelijk, dat hier geen gewoon gastmaal plaats heeft, en de eerbiedige bewondering der gasten is zeer treffend in velerlei nuanceering uitgedrukt. Den eenen zien wij den wonderbaren wijn met meer dan kennersgelaat, ja schier met eerbiedigen schroom aan de lippen brengen, een ander laat het fonkelende druivenbloed in het volle licht schitteren, verrukt door zijne kleur en zijn zonnegloed; een ander wederom laat begeerig, met eene energieke beweging, zijn beker door een dienaar, die van het wonder getuigen kon, inschenken, terwijl wij tusschen deze in, een prachtigen peinzenden kop over de wonderbare gebeurtenis zien nadenken. Dat is eene meesterlijke groep, vol leven en waardigheid, en zoo kunstig in het geheel der compositie opgenomen, dat onze blik als van zelf geleid wordt naar de edele gestalte van den Christus met de nederige, met saamgevouwen handen naast Hem gezeten Moedermaagd, op wier voorbede dit eerste wonderwerk des Heeren geschiedde.
Reeds van de gravure, die toch maar zeer flauw iets van Veronese's onnavolgbaar kleurenspel kan vertolken, dringen ons de gestalten diep in het geheugen en in stille oogenblikken doemen zij weer in onze herinnering op, stralend en fonkelend als in een bovenaardschen gloed.
Toch behoort deze schilderij, waarvoor den meester terecht zoo hoogen lof wordt toegezwaaid, niet tot zijne allerschoonste werken, wanneer wij deze meer beschouwen uit het oogpunt van strenge godsdienstige kunst. Dezelfde kunstverzameling te Dresden bevat nog een Christus met de Emausgangers, die Hem in het breken des broods herkennen, waar de Christus-type uitnemend geslaagd en het godsdienstig gevoel ten hoogste voldaan is; maar schooner nog is terzelfder plaatse de kruisdraging, welke in alle opzichten tot de beste christelijke meesterwerken der wereld gerekend moet worden.
In onze gravure van de bruiloft kunnen wij al de eigenaardigheden van den grooten meester opmerken. Zijne gebogene, door den rand half afgesneden figuren, waarin hij bijzonder behagen scheen te stellen, den triomfanten toon der geheele compositie en vooral ook den weelderigen rijkdom der voorstelling.’