De Gevolgen van eene Gril.
Tafereelen uit het verhaal
van Herbert Frey.
(Vervolg.)
Leontine gaf te kennen dat zij veel van kleine kinderen hield, en nu scheen aan de verhalen van Johanna geen einde te zullen komen. Zij vertelde van de kleine Elfriede eene menigte zaken, die het hart der arme moeder van vreugde deden kloppen, maar tevens van ijverzucht blaken. Ach! al die vreemde lieden mochten zich in 't bijzijn van haar kind verheugen; zij hoorden haar babbelen en zagen haar spelen, - en haar zelve, de moeder die het zoo innig liefhad, was dit niet vergund.
‘Komt ge wel eens met het kind hierheen?’ vroeg zij aan Johanna.
henrij moreton stanley.
Het meisje lachte. ‘Met de kleine prinses?’ zeide zij. ‘Waar denkt ge aan? Mijnheer Seewald zou haar in geen geval aan iemand zoo ver medegeven, dat hij niet meer over haar waken kon.’ Vervolgens wendde zij zich tot hare moeder met de woorden: ‘'k Had bijna iets vergeten, lieve moeder! De huishoudster, juffrouw Vogel, heeft me gevraagd of ik ook eene goede naaister wist. De naaister die we tot nu toe hadden, gaat trouwen. Nu moeten we eene andere hebben, maar heel spoedig, want er moet veel voor de kleine prinses gemaakt worden. Weet u er ook eene?’
Leontine kreeg dadelijk een goeden inval. ‘Zou ik me daarvoor niet kunnen aanbieden?’ vroeg zij. ‘Ik zou gaarne hier willen blijven, als ik door arbeid in mijne behoeften kon voorzien, en ben met alle vrouwelijke handwerken bekend.’
Johanna zette een bedenkelijk gezicht, maar Leontine vatte hare hand en drukte die teeder.
‘Ge zult me een grooten dienst bewijzen,’ sprak zij dringend, ‘als ge voor mij een goed woord wilt doen, en ik zal u er altijd dankbaar voor zijn, indien 't u gelukt mij de betrekking als naaister op Windischkrona te bezorgen.’
‘Ik zal mijn best doen,’ antwoordde Johanna. ‘Misschien wil juffrouw Vogel u wel aannemen. Er is echter ook verstelwerk.’
‘Alles is mij wel,’ zei Leontine haastig. ‘Ik zal allen arbeid met genoegen verrichten. Och, lieve Johanna, spreek voor mij. Ge vindt het immers goed, vrouw Binder?’
Vrouw Binder had er niets tegen, en Johanna beloofde dat zij er nog dienzelfden avond met de huishoudster over spreken zou en Leontine den volgenden dag iets zou laten weten.
Die belofte vervulde Leontines hart met hoop en vrees.
De bedroefde moeder bracht een dag in pijnlijke onzekerheid door. Tegen den avond echter kwam van Windischkrona eene boodschap, die haar hoop en moed schonk. Johanna liet zeggen dat de huishoudster haar eens wilde zien, en als zij beviel, zou zij haar dadelijk voor vele weken werk geven. Juffrouw Werner moest, als zij die had, vooral eene aanbeveling medebrengen.
Leontine dacht er in 't geheel niet over, of zij wel in staat zou zijn hare taak naar behooren te vervullen. 't Was erhaar slechts om te doen, in 't huis van haren echtgenoot te mogen komen en in de nabijheid van haar kind te zijn, en dit denkbeeld hield haar geest zoo geheel bezig, dat zij aan niets anders kon denken. Toen zij eindelijk zooveel zelfbeheersching had verkregen, dat zij kon overwegen wat van haar gevorderd zou worden, zag zij ontsteld naar hare kleine handen, die de naald nooit anders hadden gehanteerd dan voor haar genoegen en verstrooiing. Maar zij had onder de leiding harer moeder alle vrouwelijke handwerken grondig geleerd, en zij hoopte dat de liefde haar kracht zou schenken en moed om te volharden.
Alleen de verlangde aanbeveling baarde haar eenige zorg, doch gelukkig herinnerde zij zich juffrouw Dornfeld, de hulpvaardige weduwe, die haar zoo goed had ingelicht toen zij naar eene woning zocht, en dadelijk begaf zij zich tot haar.
De weduwe Dornfeld gevoelde zich altijd zeer gestreeld, als iemand vertrouwen in haar stelde en hare hulp inriep, vooral indien zij daardoor gelegenheid kreeg, zich op eene goede daad te kunnen beroemen. Zij luisterde met alle aandacht naar Leontine, toen deze haar eene eenvoudige en korte geschiedenis vertelde, waarbij zij voorgaf dat zij haar echtgenoot en kind door den dood had verloren; dat zij nu geheel alleen in de wereld stond, zonder vrienden of bloedverwanten, die haar konden helpen, en wanten, die haar konden helpen, en dus moest trachten haar levensonderhoud te verdienen. Bruchthal beviel haar zeer goed, voegde zij er bij; zij was in alle vrouwelijke handwerken bedreven, en juffrouw Dornfeld zou haar ten hoogste verplichten, als zij door hare invloedrijke aanbeveling haar eenige naaihuizen kon bezorgen.
De weduwe was daartoe dadelijk bereid. Iemand die goed met de naald kon omgaan, zou, meende zij, te Bruchthal en in den omtrek werk genoeg vinden.
Er werd dus afgesproken dat ‘juffrouw Louiza Werner’, als zij zich bij de huishoudster op Windischkrona zou aanbieden, zich op juffrouw Dornfeld kon beroepen.
Alvorens Leontine zich naar Windischkrona op weg begaf, beschouwde zij zich lang en opmerkzaam in den spiegel, om zich te vergewissen dat zij niet behoefde te vreezen herkend te worden. Zij meende volkomen gerust te kunnen zijn. De donkerkleurige, somber uitziende vrouw met 't korte zwarte haar, dat op haar voorhoofd viel, had niet de minste gelijkenis met de lelieblanke Leontine Seewald met het lange, golvende goudblonde haar en het hooge voorhoofd.