Kleinigheden.
Bij de bevalling van Maria Antoinette, de zoo ongelukkige koningin van Frankrijk, in Februari 1779 was de vreugde van haar volk zoo groot, dat bij het te Deum, 't welk in de Notre Dame te Parijs in hare tegenwoordigheid gezongen werd, het gild der vogelhandelaars te dier stede 400 vogels moest leveren, om ze tot teeken der vreugde in de kerk te laten vliegen. - Als een bewijs van blijdschap en belangstelling gaf de stad Parijs aan twintig meisjes eene uitrusting en huwelijkte ze uit aan knappe mannen. Paarsgewijze kwamen zij met hunne bruidegoms op het raadhuis, waar men na eene algemeene vermaning tot eendracht, hun eene aanwijzing gaf tot ontvangst eener bepaalde som en ze weer liet vertrekken. Reeds waren zij allen aangeteekend, toen bijna ademloos een beeldschoon meisje zich in de zittingskamer stortte en begeerde mee onder het getal te worden opgenomen. Men deed haar opmerken, dat het getal vol was en dat zij te laat kwam, terwijl zij bovendien eerst had moeten worden voorgesteld. ‘En zouden dan de rijke heeren, die hier verzameld zijn, niet in staat zijn aan eene 21e eene uitrusting te geven?"’ Deze woorden brandden als vuur. Op ieder gelaat werd het besluit zichtbaar, om den wensen van het hoogst belangwekkende meisjes te vervullen. Eindelijk nam de voorzitter eene schaal, ging er mee rond, en in een oogenblik was ver over de benoodigde som voorhanden. Het meisje huppelde van blijdschap ‘En nu, schoon kind, hoe heet gij?’ 'Zij noemde haren naam. ‘En hoe heet de gelukkige dien gij bemint?’ - ‘Dat weet ik niet. Ik heb nog geen minnaar’ - ‘Maar dan past gij in 't geheel niet bij de 20 overigen.’ - Wel ik ben juist daarvoor hier gekomen. Nu gij mij het geld gegeven hebt, zult gij mij ook wel een man geven’ Deze onschuld, met zulk eene schoonheid verbonden, trof het hart van een bediende der aanwezigen; de zaak werd beklonken, de onderzoekingen bewezen dat op geen van beiden der
partijen iets viel aantemerken, dat hen van de keus zou uitsluiten, en zoo werden zij het 21e paar.
***
Te Antwerpen werd in den Nederlandschen Schouwburg toen met 't begin der voorstelling onbehoorlijk lang werd getalmd, op den bovensten rang een geweldig leven gemaakt. Vol toorn en woede schreeuwde een diamant-jood uit de stalles naar boven: ‘Weest toch stil, ossen!’ Eene stem van den uilenbak antwoordde hierop ‘Pardon mozes hier boven is den hooizolder de stal is beneden!’