De Gevolgen van eene Gril.
Tafereelen uit het verhaal
van Herbert Frey.
(Vervolg.)
Mevrouw Harders trachtte zich zelve wijs te maken dat alles geheel naar haren zin ging, maar zij zou toch wel gewild hebben dat Bertram zijne liefde iets duidelijker had doen blijken. Zij ging naar Hedwig, die in alles hare rechterhand was.
‘Hedwig,’ sprak zij, ‘eerstdaags zal het echtpaar eene lange reis aanvaarden. We zullen met de toebereidselen de handen vol hebben.’
Hedwig verbleekte.
‘Waar gaan zij heen?’ vroeg zij.
‘Zij gaan eene huwelijksreis naar 't Zuiden van Frankrijk maken,’ antwoordde mevrouw Harders met zelfvoldoening. ‘De dokter meent dat het warme en droge klimaat voor Leontines gestel het beste is. Ik stelde Bertram voor, u mede te nemen, maar hij wilde liever met zijne vrouw gaan.’
't Was Hedwig alsof haar een dolk in 't hart werd gestooten.
‘'t Zal ons zwaar vallen, Leontine te missen,’ ging mevrouw Harders voort, ‘maar 't is voor haar bestwil, zij zal zich gelukkig gevoelen, en ik heb u immers nog, lieve Hedwig! Ge zijt voor mij zoo goed als eene dochter. Ik ben dadelijk hierheen gesneld, om 't u mede te deelen, want ik weet dat ge mij gaarne zult helpen om voor alles te zorgen, opdat 't het jonge paar op reis aan niets ontbreke. Bertram is waarlijk recht vriendelijk. Gelooft ge dat hij veel van Leontine houdt?’
‘O, wie zou haar niet liefhebben?’ zei de gefolterde Hedwig ontwijkend.
Mevrouw Harders gevoelde zich door dit antwoord gestreeld. Zij verliet Hedwig, om haren echtgenoot op te zoeken.
Hedwig was alleen. Als verpletterd viel het hopelooze meisje op de knieën - hare zwaarste beproeving zou nu komen, wanneer de man, dien zij zoo vurig beminde, zou afreizen met de jonge vrouw, die zij zelve hem door haar smeeken had in de armen gevoerd. In vertwijfeling sloeg zij de oogen ten hemel.
‘O God, hoe zal ik mijn leed kunnen dragen?’ sprak zij smartelijk. ‘Is er dan geen erbarmen voor mij, dat ik zulke onduldbare smart moet lijden?’
De toebereidselen voor de reis veroorzaakten groote drukte. Mevrouw Harders bedacht en verzon alles wat de jongelieden konden noodig hebben. Bertram werd er door getroffen. Zij legde daarbij zooveel zorgzame liefde aan den dag, dat zelfs eene minder teergevoelige ziel dan de zijne er door geroerd zou zijn geworden.
Maar de arme lijderes Hedwig! Bertrams hart bloedde, als hij haar met een kalm doch doodsbleek gelaat zag helpen aan de toebereidselen voor zijne reis. Hij besefte dat zij nog meer leed dan hij en voortaan nog oneindiger meer zou lijden, daar zij minder afleiding zou hebben. De reis en de zorg voor Leontine zouden hem verstrooiing baren. - Hedwig daarentegen kon slechts in stilte lijden en moest met gelatenheid het zwaarste offer brengen.
Toen Bertram haar in den loop van den dag voor zijn vertrek een oogenblik alleen trof smeekte hij haar, hem des avonds een onderhoud van een paar minuten toe te staan. Nauwelijks had zij daarop toestemmend geantwoord, toen de bankier hen kwam storen en zijn schoonzoon met vaderlijke genegenheid onder den arm nam.
‘Kom eens mede,’ sprak hij opgeruimd; ‘ik zal u iets laten zien, maar waarschuw u vooraf, niet te schrikken’
een gemsjager, naar defregger.
Hij bracht hem naar eene groote voorkamer en wees op een stapel koffers.
‘Dat komt er van als men met eene vrouw op reis gaat,’ riep hij lachend. ‘Ik heb me ook eens den last moeten getroosten, om met zooveel bagage op reis te gaan.’
Plotseling echter werd zijn gelaat ernstig. ‘Ge ziet, mijn waarde zoon,’ ging hij voort, ‘hoe ge bemind wordt en voor u gezorgd is. Mijne vrouw verzint alles, opdat het u aan niets zal ontbreken, en gij, als wij niet meer bij u zijn, niet zult gevoelen dat wij met onze zorgende liefde u niet meer omringen.’
‘O, gij zijt beiden veel te goed,’ antwoordde de jonge man en drukte zijn schoonvader hartelijk de hand.
Bertram was door deze enkele woorden van den bankier diep getroffen en nam zich plechtig voor, de zorg en liefde zijner schoonouders door eene minzame behandeling hunner dochter te vergelden, al zou dit hem ook moeite kosten en al moest hij zelf er smartelijk onder lijden.
Eindelijk kwam de avond, Hedwig ging hare gewone avondwandeling in den tuin doen, en hij volgde haar. Helder blikten de sterren op hen neder; misschien hadden zij nooit een aandoenlijker tooneel gezien dan het afscheid van twee die voortaan zoo wreed zouden gescheiden zijn.
Eenige oogenblikken liepen beiden zwijgend naast elkander.
‘Ik weet niet wat ik u zeggen zal, lieve Hedwig.’ begon hij eindelijk. ‘Ik moet van u, die de vreugde mijns harten zijt, voor altijd afstand doen en ben gedwongen aan de zijde eener andere vrouw mijn treurig bestaan voorte slepen. En evenwel kan ik die vrouw niet haten. Maar de grievende smart zal niet van mij wijken voordat de dood zich over mij erbarmt.’
Hedwig hief haar bleek gelaat tot hem op.
‘Er is niets aan te veranderen.’ zeide zij met zachte, bevende stem, ‘en daarom moeten we trachten ons in ons lot te schikken en ons leed moedig en gelaten te dragen.’
‘Maar ons ongeluk is zoo ontzettend groot!’ riep hij in hevige opgewondenheid.
‘Wij zijn niet de eerste en eenigen, die moeten lijden,’ hernam Hedwig op gedwongen kalmen toon. ‘Wie weet hoevelen in dit oogenblik in het aanzien der zwijgende sterren denzelfden boezemstrijd strijden als wij. Laat ons moedig volharden, Bertram, dat zal ons zelfvoldoening schenken. De zwakke alleen wordt door zijn leed neergebogen, omdat hij geen steun in zich zelven vindt. Wij moeten elkander trachten te vergeten. Ik zal echter nimmer een ander kunnen huwen. Mijn leven zal voortaan vreugdeloos zijn, mijn hart voor de liefde gesloten wezen, maar ik zal trachten niet te morren en te schikken.’
‘Het moge zelfzuchtig klinken, Hedwig, maar ik geloof waarlijk dat 't mij zou verheugen, indien ge geen ander liefde kondt schenken.’
‘Het is geheel natuurlijk, dierbare Bertram! Indien ik u door den dood verloren had, of gij mij ontrouw waart geworden, zou het een ander geval zijn, nu zal de herinnering aan u mij steeds heilig zijn. Wij moeten van elkander afstand doen, omdat onze plicht het eischt. Dat valt zwaar, doch het bewustzijn onzen plicht gedaan te hebben, zal ons sterken en bemoedigen. Laat ons het afscheid kort maken om onze kwelling niet te vergrooten.’
Nog een oogenblik stonden zij zwijgend onder de fonkelende sterren. Zij spraken niet af om door briefwisseling of op andere wijze elkander iets van zich te doen weten. Het scheen hun beter toe, elk verder verkeer te vermijden; vriendschap is eene treurige vergoeding voor liefde. Zij moesten hun gevoel in hun hart begraven, en daarom was het 't beste, dat beiden in stilte leden, zonder elkander hun leed te klagen.
‘Vaarwel, Hedwig!’ sprak hij diep geschokt.
‘Vaarwel, Bertram!’ stamelde zij bevend en haar gelaat was doodsbleek. Zij sloeg den blik naar den met sterren bezaaiden hemel en voegde er bij: ‘Daar boven mogen wij elkander beminnen!’
Snel verwijderde zij zich.
Nog lang liep Bertram in hevige gemoedsbeweging in den tuin op en neder; maar eindelijk werd hij rustiger: de edele houding en onderwerping van Hedwig waren hem tot