De Prediker van een Nieuwen Kruistocht.
Een nieuwe kruistocht wordt thans gepredikt. ‘'t Is de kruistocht der menschelijkheid, zooals de eerste kruistochten de kruistochten waren van God. Zij, die zich daaraan wijden, zullen geen menschelijk loon genieten, zoo gering van waarde, maar zij zullen de vreugde smaken, verbonden aan de redding van den evenmensch. Millioenen kunnen worden ontwrongen aan de klauwen der slavenjagers!’
Zoo sprak de nieuwe Peter van Amiens, de apostel der slaven, kardinaal Lavigerie, toen hij te Brussel, van den preekstoel der Ste. Gudula zijne oproeping richtte tot het katholieke Belgische volk, om ter kruisvaart te trekken naar Afrika, ter bevrijding der ongelukkige Negerslaven. Zoo sprak hij ook te Parijs, te Londen, overal de scharen zijner toehoorders bezielend tot hooge geestdrift en milde offervaardigheid voor die grootsche onderneming der christelijke liefde Zoo sprak hij ook te Maastricht, waar hij een zevental Godgewijde maagden het kleed kwam omhangen der zusters van Onze Lieve Vrouw van Afrika en ze plechtig aannam tot zijne medehelpsters in het edele werk van toewijding aan den naaste. En overal schilderde hij met den eenvoud der waarheid, maar met de welsprekendheid van het bloedende vaderhart het vreeselijk lijden, de onmenschelijke mishandelingen en den gruwzamen dood, waaraan duizenden onzer medemenschen in het verre Afrika blootstaan. Geheele dorpen worden leeggeroofd, uitgestrekte landstreken ontvolkt; de mannen, die zich verweren kunnen, worden meedoogenloos gedood en de vrouwen en kinderen weerloos weggesleept, om als vee op de slavenmarkt te koop te worden geboden. Daar verkoopt men twee vrouwen voor eene geit, en een jong meisje voor een pak zout.
En hoe weinigen, in vergelijking van de tallooze massa's, die worden weggesleurd, bereiken nog die slavenmarkt, het doel van de lange, pijnlijke woestijnreis, onder de harde stokslagen en ruwe mishandelingen der drijvers. Bij honderden, neen bij duizenden bezwijken op den lijdensweg; wie van uitputting niet verder kan, wordt met afgehouwen ledematen, tot afschrikkend voorbeeld voor de anderen, achtergelaten in het gloeiend heete zand om de prooi te worden der hyena's. De heele weg door de binnenlanden van Afrika naar de verre marktplaats te Oedjidji is met hunne afgekloven en verdroogde gebeenten bezaaid. Ja, zoo talrijk waren in de laatste maanden de lijken der bezwekenen, dat de hyena's, ten slotte verzadigd van menschenvleesch, ze niet meer konden verzwelgen. Slechts een vierde gedeelte der weggevoerde slaven bereikt de markt van menschelijk vee!
Voorzeker hebben edele mannen, helden van zelfopoffering en naastenliefde, moedige missionarissen, sinds lang gepoogd die gruwelen, welke ze niet konden beletten, ten minste zooveel in hun vermogen was, te verzachten. Bij honderden reeds hebben zij de slavenkinderen vrijgekocht, daartoe in staat gesteld door aalmoezen van edelmoedige weldoeners in Europa, en hebben zij hen opgeleid tot medehelpers in den strijd tegen de onderdrukkers en beulen van hun volk. Maar wat beteekenen die zwakke pogingen tegenover den ontzaglijken om vang, dien de slavenhandel in de laatste jaren heeft aangenomen. Op een half millioen minstens wordt door den bekenden Engelschen officier Cameron het aantal der rampzaligen geschat, die ieder jaar aan hun huis en haard ontrukt worden, om naar de verschillende slavenmarkten van Afrika te worden gevoerd. De groote ontdekkingsreiziger Stanley geeft de beschrijving van eene streek vóór en na de komst der slavenjagers; het schoonste en bloeiendste land was eensklaps in eene dorre woestenij herschapen; de dorpen zijn verbrand, de akkers vernield en de inwoners vermoord of in slavernij weggevoerd. Aan een millioen menschen kostte daar de inval der slavenjagers het leven!
En dergelijke gruwelen hebben plaats onder de oogen van het beschaafde Europa, dat op zijne conferenties herhaaldelijk den slavenhandel bespreekt en middelen beraamt om dien ontzettenden geesel te keeren! Op de conferentie van Berlijn werd plechtig bepaald, dat de Mogendheden, die de Congo acte onderteekenden, al het mogelijke zouden doen, om aan het treurig lot der negers een einde te maken. België stelde zich tot taak, het ontzaglijk gebied van den Congo, eene landstreek die volgens kardinaal Lavigerie ons land zestig maal in uitgestrektheid overtreft, een gewest van vijf en twintig tot veertig millioen inwoners, deelachtig te maken aan de weldaad der christelijke beschaving. En dat land, waarop de westersche beschaving bij voorkeur het oog scheen te hebben gevestigd, is juist het tooneel van de gruwzaamste verwoestingen, door den slavenhandel aangericht!
Welk eene schande voor het verlicht Europa, voor de christelijke mogendheden, die, als zij de handen ernstig ineensloegen, met weinig moeite den ganschen slavenhandel konden uitroeien en die dergelijke gruwelen rustig aanzien, zich vergenoegende met de bestrijding daarvan op te nemen in de artikelen hunner overeenkomsten en verdragen. Slechts honderd man, desnoods enkel met stokken gewapend, zei kardinaal Lavigerie te Brussel, zouden voldoende zijn, om den slavenhandel aan het Tanganyka-meer onmogelijk te maken.
En die honderd man hebben de gezamenlijke Europeesche mogendheden, met hunne ontzaglijke welgewapende legerscharen niet kunnen bijeenbrengen!
De stem van een priester, een Godsgezant, een nieuwen Peter den Kluizenaar is noodig geweest om het onverschillige, slechts over zijn eigen belangen bekommerde Europa wakker te schudden uit zijne werkeloosheid. Wat de diplomaten en machthebbers met al hunne conferentiën en traktaten niet hebben kunnen teweegbrengen, dat zal kardinaal Lavigerie doen. Hij heeft zich het eerst gewend tot den Paus, den grooten ijveraar voor de bevrijding der slaven, die nog kort geleden verklaarde, dat onder al de schitterende geschenken, hem bij zijn gouden priesterfeest aangeboden, geen zijn vaderhart zoo aangenaam geweest was als de afschaffing der slavernij in Brazilië. Op het voetspoor van Gregorius den Groote en zoovele zijner voorgangers op den Stoel van Rome heeft Leo XIII zich onmiddellijk het lot der arme slaven aangetrokken, en kardinaal Lavigerie volle machtiging verleend, door heel Europa den ‘zwarten kruistocht’ te prediken. Reeds heeft het bezielde woord van den vurigen apostel groote dingen gedaan; overal is de geestdrift opgewekt voor het schoone werk, en te onzent alleen hebben reeds ettelijke moedige mannen aangeboden, als nieuwe kruisridders op te trekken naar Afrika ter bevrijding der arme negerslaven.
En kan niet ieder, dien de liefde en het geloof daartoe aansporen, aan de roepstem van den heldhaftigen priester gehoor geven en in persoon de nieuwe kruisvaan volgen, wij allen kunnen toch medestrijden in dezen heiligen oorlog door bij te dragen tot de uitrusting der nieuwe kruisridders. Kardinaal Lavigerie berekent een millioen noodig te hebben voor het onderhoud der honderd mannen, door hem gevraagd. ‘Dat is veel,’ zei hij te Brussel, ‘maar niet te veel voor een volk. Ik open daarom eene inschrijving; het geldt hier een liefdewerk van rechtvaardigheid. Elke frank, dien gij geeft, redt een menschenleven.’
Niet tevergeefs zal die oproeping gedaan zijn. België zal ook hier zijn alouden roem handhaven, dat het nooit hart of hand gesloten hield, waar het gold rampen te lenigen en tranen te drogen.
De beeltenis van Mgr. Lavigerie, welke dit nummer siert, behoorde tot de meesterstukken, welke op den Parijschen Salon van dit jaar de algerneene aandacht trokken. De groote Fransche schilder Bonnat heeft ons hier den apostel van Afrika naar het leven afgebeeld. De krachtige grijsaard met den eerbiedwaardigen baard en de gebronsde trekken, die van zijn onvermoeiden apostolischen arbeid onder Afrika's verzengenden hemel getuigen, zit in zijn werkvertrek, omringd van boeken en met de pen in de hand, als gereed om de wereld de jammeren zijner ongelukkige negers te melden. De herdersstaf, die zooveel jaren met aartsvaderlijke liefde en zorg de uitgestrekte kudde hoedde, staat aan zijne zijde en naast hem ligt de kardinaalshoed, waarmee de Heilige Vader zijn vurigen ijver en zijne onvermoeide toewijding beloonde. Hij is in een armstoel gezeten, als uitrustende van zijne verre en moeilijke tochten, van zijne drukkende zorgen en onverpoosden priesterlijken arbeid. Maar de wijde reismantel, de krachtige mannelijke houding, de moedige, vastberaden oogopslag, de bezieling, die van dit echt apostolisch gelaat afstraalt, zeggen ons hoe die rustende grijsaard elk oogenblik bereid is, den reisstaf ter hand te nemen en heel de wereld door te trekken ter prediking van den nieuwen ‘kruistocht der menschelijkheid.’