Het Paard in de vlakten van Mexico.
(Slot.)
Nog heel veel zou kunnen medegedeeld worden van treffende bewijzen van trouw en gehechtheid door paarden aan den dag gelegd, eene trouw, die het niet zelden zijn meester in den dood deed volgen. Het paard is niet alleen het moedigste en dapperste, maar ook het verstandigste der huisdieren; - geen zelfs betoont den mensch zooveel genegenheid en vertrouwelijkheid. - Het hoort de vriendelijke gesprekken van den held aan, het voelt zijn leed en deelt zijne vreugde.
Wie in de geschiedenis het karakter der oudheid heeft leeren kennen, zal zich niet verwonderen, dat liefde en dankbaarheid den mensch aandreven dit dier goddelijke eer te bewijzen.
Bij de oude Perzen, evenals bij de Duitschers, gold het hinniken van een paard voor eene uitspraak der godheid, wier vertrouwelingen deze heilige dieren waren. - Bij de oude Germanen had iedere god zijn bijzonder en met vele wonderkrachten toegerust paard. Het beste van alle paarden was Odins ros, Gleipner genaamd. Het was eene vaste gewoonte onder hen om ieder jaar, als een offer aan Odins paard, een bos graan op het veld te laten staan. Men had bij de tempels paarden van de beste soort en het fokken van vlekkelooze, gewijde rossen diende uitsluitend voor de heilige gebruiken, namelijk bij offerfeesten, bij voorspellingen en bij omgang van de zegekar der godheid. Hunne manen werden zorgvuldig verzorgd en versierd, terwijl men goud, zilver en gekleurde linten in de golvende haren strengelde.
Ook de slaven bewezen het paard goddelijke eer.
Bisschop Burkhard van Halberstad ontnam den Luticernen (Wilten) eens hun heilig paard en reed er zelf op naar Sassenheim. - Onder alle kleuren geldt de witte voor de edelste, evenals bij de Zuid-Aziatische volkeren de witte olifant de heilige en aan God gewijde is. Op witte rossen gezeten, hielden de koningen vroeger hun intocht.
Men kan zich in de heilige Schrift overtuigen, dat de Egyptenaren zich reeds in de vroegste tijden op de paarden teelt hebben toegelegd.
Nog in den tegenwoordigen tijd zelfs zijn de Egyptische paarden sterk gezocht om de evenredigheid hunner leden, om hunne levendigheid, kracht en lichten, doch vasten tred.
De Kananitische volksstammen togen met hunne ruiters tegen de indringende Israelieten te velde, zoodat het ons begrijpelijk voorkomt, als we lezen: ‘Wanneer gij zult uittrekken tot den strijd tegen uwe vijanden en zult zien paarden en wagens, een volk sterker dan gij, zoo zult gij voor hen niet vreezen.’
Eveneens brachten de Syriërs hunne ruiters tegen koning David in het veld, welke laatste zeven honderd ruiters gevangen nam en daarna ook eene afdeeling ruiterij oprichtte, zoodat door de grooten en voornamen onder het Israelitische volk, behalve ezels en muilezels, in het vervolg ook paarden gehouden werden.
Onder koning Salomo was het gebruik van paarden reeds zóó algemeen geworden, dat aan de kroon het voorrecht toekwam om met Egypte een levendigen paardenhandel te drijven. Deze prachtlievende vorst had bij zijn paleis eenen goed bezetten, vorstelijken stal en daarenboven krijgsruiterij. De menigvuldige geschillen en oneenigheden met de Syrische krijsmacht, dwongen hem tot het houden van strijdrossen en strijdwagens, doch om te rijden gaf men in vredestijd de voorkeur aan den ezel en, wanneer onverwacht een oorlog uitbrak, deden de Israelitische koningen aanzoek om Egyptische ruiterij.
Zoowel de Oost-Aziatische veroveraars als de Syrisch-Macedonische krijgsmacht togen tegen Judea en Egypte altijd met ruiterij te velde en uit de geschiedenis der Maccabeërs blijkt het, dat ook de Joden met hunne ruiterij dapperen weerstand wisten te bieden.
In het gansche Oosten werden de paarden niet beslagen, doch men legde er zich meer op toe, om hun harde voetzolen te doen verkrijgen. Dit legt dan ook Jesaïas de woorden in den mond: ‘De hoeven hunner paarden zullen geacht zijn als eene rots. - Ook hierop doelt Homerus waar hij zegt:
‘Hij spreekt en tuigt in 't jok het hardgehoefde ros, Dat brieschend henensnelt omstuwd door gouden manen.’