De liefhebber van Asters.
Uit de papieren van een geheim policieagent.
Ik had van mijn chef in last gekregen, naar Duitschland te vertrekken, om daar het spoor van eene bende vervaardigers van valsche bankbriefjes te gaan opzoeken. In den laatsten tijd had de vervalsching van bankbriefjes eene groote uitbreiding gekregen, en onze bankiershuizen hadden, in weerwil van alle voorzorgsmaatregelen, veel schade geleden. Alle pogingen der policie in de staten van het vasteland waren vruchteloos gebleven. Wel had men eenige vervalschers ontdekt, maar daardoor was de plaag, die het geheele kredietstelsel bedreigde, niet uitgeroeid. Alle kenteekenen waren voorhanden, dat er eene goed ingerichte bende bestond, wier oogmerk was de bankiershuizen te berooven, en die hare rooftochten met evenveel stoutmoedigheid als beleid voortzette. Ook meende men te mogen aannemen dat de bende een opperhoofd had, die de operatiën bestuurde en wellicht aan de leden niet bekend was. De in hechtenis genomen vervalschers bekenden dat zij tot andere in gemeenschap stonden, maar weigerden namen te noemen of eenige aanwijzing te doen.
Op het aandringen van verscheidene bankiershuizen had mijn chef besloten, twee geheime policieagenten naar het vasteland te zenden, en ik werd met de even moeilijke als eervolle taak belast, in Duitschland en Oostenrijk navorschingen te doen. ‘Ga, Mr. Brown,’ had mijn chef gezegd, ‘en ontdek den ongrijpbaren rooverhoofdman. Het geldt de eer der Engelsche policie, de beste der wereld, te handhaven.’
Daar ik bij het gevangennemen van een gevaarlijken misdadiger was gewond geworden, had ik zes maanden verlof gekregen; maar hoewel mij bij mijne lieflingsstudie, wiskunde en botanie, de tijd niet lang viel, verlangde ik toch tot mijne ambtsbezigheden, die voor mij eene groote aantrekkelijkheid hadden, terug te keeren.
Mijn chef gaf mij een wissel van vijf honderd pond op Wilson Brothers & Cie., benevens aanbevelingsbrieven aan onze gezanten en aan de hoofden der policie in de landen, waar ik werkzaam zou zijn. Zij waren reeds van mijne komst verwittigd geworden, en uit hun antwoord bleek dat 't hun veel genoegen deed dat een Engelsche geheime policieagent hen in hunne pogingen tot het opsporen der vervalschers zou ondersteunen.
Daags na het gesprek met mijn chef daarover moest ik naar het vasteland vertrekken
Van hem teruggekeerd, ging ik naar den tuin, die mij het huisje, waar ik tijdelijk mijn verblijf had genomen, zoo dierbaar maakte, want daar bloeiden verscheidene zeldzame planten, die den blik van een botanist bekoorden.
Eene lage taxusheg scheidde mijn tuin van dien mijns buurmans, welke altijd met eene prachtige verzameling asters prijkte.
Mr. Taylor - zoo heette mijn buurman - was een buitengewoon liefhebber van asters en een bekwaam bloemkweeker. We waren door een gesprek over bloemen met elkander bekend geworden en groetten elkaar altijd zeer beleefd; maar hoewel ik een paar malen bij hem had ontbeten, spraken we gewoonlijk niet veel, als de een den ander in zijn tuin zag, en alleen over planten, zelden over staatkunde en vraagpunten van den dag.
Mr. Taylor bewoonde sinds ongeveer een jaar het huis dat naast het mijne stond. Ik hield hem voor een Schot - hij sprak met eenigszins harden tongval - die wel niet rijk was, maar toch genoeg bezat, om rustig en naar zijn zin te kunnen leven. Hij was een stil mensch zooals mijn knecht mij zeide, die 't van den knecht van Mr. Taylor vernomen had, en een geleerde, die den geheelen dag boeken las en veel brieven schreef.
Toen ik, zooals ik zeide, een dag voor mijne afreis naar mijn tuin was gegaan, stond Mr. Taylor aan de andere zijde der heg met de geestdrift van een echten liefhebber eene bijzondere fraaie verzameling asters te beschouwen. Zoodra hij mij gewaar werd, naderde hij de heg en reikte mij twee vingers van zijne rechterhand,
‘Goeden morgen, Mr. Brown,’ sprak hij, ‘komt ge uwe planten bezichtigen? 't Was een gunstige nacht, mijne asters ontwikkelen zich prachtig.’
‘Ik kom van mijne lieflingen afscheid nemen,’ antwoordde ik, ‘want ik ga morgen naar 't vasteland op reis.’
In Mr. Taylors gewoonlijk onverschillige gelaatstrekken was bij mijne woorden eene zekere levendigheid te bespeuren. Hij zag me met zijne staalgrijze flauwe oogen strak aan en zeide met buitengewone opgewektheid:
‘Naar 't vasteland! Dan vertrekt ge zeker morgen avond’
Ik antwoordde bevestigend.
‘Dan reizen we tezamen, Mr. Brown! Ik ga ook naar 't vasteland; ik wil er eenige bibliotheken bezoeken.’
Ik was er niet op gesteld, op mijne reizen vergezeld te worden, maar vermoedde niet dat mijn buurman ook naar Duitschland zou gaan, en wilde hem dus niet beleedigen door hem te kennen te geven dat ik liever alleen reisde.
‘Ik ga wegens ambtszaken op reis,’ meende ik toch te moeten opmerken.
Het gelaat van Mr Taylor had weer zijne gewone onverschillige uitdrukking aangenomen.
‘Indien ik u hinder, Mr. Brown, moet ge het zeggen’ sprak hij koel en bedaard.
‘O neen, in geenen deele,’ haastte ik mij te antwoorden; ‘uw gezelschap zal me zeer aangenaam zijn.’
Mr. Taylor noodigde mij uit, bij hem te ontbijten, en ik had geene reden, voor de uitnoodiging te bedanken.
Zooals licht te begrijpen is, spraken we over reizen, over het vasteland, enz. Mr. Taylor sprak weinig, maarwist door behendige vragen - wat ik toen niet opmerkte - mij tot praten te bewegen Hoewel 't mijne gewoonte niet is, over mijn beroep te spreken, liet ik me toen toch verleiden, het een en ander over het doel mijner reis te zeggen, waarbij ik eenige opmerkingen maakte over de behendigheid van de vervaardigers van valsche wissels.
Mijn buurman beweerde dat die behendigheid niet zoo groot is, daar wissels gemakkelijk na te maken zijn. Ik betwistte dit en sprak daarbij van de geheime kenmerken, die voorzichtige bankiers er op aanbrengen. Hij zeide dat hij daarvan niets wist; hij gebruikte op reis geene wissels, maar voorzag zich van bankpapier; hij zou wel eens zoo'n gekenmerkten wissel willen zien.
Ik had den wissel dien ik van mijn chef ontvangen had, nog bij mij, en mijnen gastheer eene beleefdheid willende bewijzen, overhandigde ik hem dien en verzocht hem, te beproeven of hij het geheime kenteeken kon vinden