Kleinigheden.
De schat.
Op een winteravond bij het gezellig vuur gezeten, werd in een familiekring eene akelige schatgraversgeschiedenis verhaald. Ieders haren rezen te berge, maar een kleine meisje zat onophoudelijk te lachen.
‘Waarom lacht ge toch,’ vroeg de moeder; ‘weet gij wel wat een schat is?’
‘Wel zeker,’ antwoordde 't kleine meisje, ‘dat is de kanonnier van onze keukenmeid.’>
***