Wetenswaardigheden.
Boomhutten. - Een Engelsch reiziger in Zuid-Afrika verhaalt dat hij bij de Métélébes eene soort van vijgeboom heeft gezien, uit wiens altijd groen gebladerte eene menigte kegelvormige daken van miniatuurwoningen te voorschijn kwamen. Van nabij gezien bleek het dat die boom door verscheidene gezinnen van Bakones (inboorlingen) werd bewoond. Langs inkervingen in den stam, zegt de reiziger, klom ik naar boven en telde zeventien van die luchtwoningen, om niet te spreken van drie andere, die nog niet voltooid waren. Aan de hoogste gekomen, die dertig voet boven den grond gebouwd was, trad ik daarbinnen.
Wat op den grond gestrooid hooi, eene lans, een lepel en eene groote kom vol sprinkhanen maakten er het huisraad uit. Daar ik den geheelen dag nog niets gebruikt had, vroeg ik aan eene vrouw, die met een kind aan de borst bij de deur zat, om wat eten. Dadelijk verschalte zij mij dat. Verscheidene andere vrouwen kropen van tak tot tak uit de naburige hutten om den vreemdeling te zien. Daarop bezocht ik verschillende hutten op de voornaamste takken. De bouw dier huizen is zeer eenvoudig. Men legt eerst over een paar bij elkaar liggende takken een langwerpigen vloer van omstreeks zeven voet breedte. Op het eind daarvan bouwt men uit dooréén-gevlochtene takken en bladeren eene kleine kegelvormige hut. Deze heeft eene middellijn van zes voet en is iets lager dan eene manslengte. Daar zij op het eind van den vloer staat, blijft er vóór de deur eenige ruimte over. Zij hebben die wijze van bouwen gekozen om beveiligd te zijn voor de leeuwen, welke daar in menigte gevonden worden. Over dag komt men van den boom af om zijne spijzen gereed te maken. Als het aantal bewoners eener hut toeneemt schoort men den zwaar beladen tak met palen, en wanneer integendeel het gewicht vermindert, neemt men de palen weêr weg, om die voor brandstof te gebruiken.