Heeft er gelukkig niet het minste vermoeden van, hoe de zaak loopt. Twijfel niet of ik zal hem voor zijn en slagen, daar de kansen voor mij zoo goed staan als ik maar wenschen kan.’
De knappe Bodo vergiste zich echter, daar ook de slimme gezantschapssecretaris oppaste en dezelfde ontdekking gedaan had. Zonder er met elkander over te spreken, spanden zich beiden opnieuw in, elkander de overwinning te betwisten, nadat zich de gevaarlijke mededinger teruggetrokken had. Zoo vaak Bodo zich met den onmisbaren ruiker bij de dame liet aandienen, even vaak verscheen gelijktijdig de hem als zijne schaduw vervolgende diplomaat, met een zoo mogelijk nog schooneren ruiker.
Evenmin lieten beiden het aan die gewone opmerkzaamheden en huldebewijzen ontbreken, waardoor zij het hart der jonge dame hoopten te veroveren. Haar ter eere regelde de graaf eene partij in het bosch, een waar tooverfeest, waarbij zijne nicht, mevrouw v. Reibnitz de honneurs waarnam, en hij alles wat in zijn vermogen was aanwendde om zich bij haar aangenaam te maken. Spoedig daarna had de gezantschapssecretaris in eenen voor dit doel gehuurden en rijk versierden boot een watertochtje in gereedheid gebracht naar een naburig eiland, waar hij zijne gasten een diner aanbood, dat de bewondering van het geheele gezelschap opwekte en verscheidene dagen het onderwerp der gesprekken was.
Natuurlijk moest voor zulk eene gevierde jonge dame de keuze tusschen de twee evenzeer beminnenswaardige medeminnaars moeilijk vallen, zoodat zij niet zoo spoedig noch voor den een noch voor den ander beslissen kon en steeds aarzelde, wien zij den voorrang geven en met hare hand gelukkig maken zou.
Wel is waar waren er oogenblikken, waarin Bodo gelooven mocht de bevoorrechte te zijn en de overwinning te zullen behalen, maar reeds in het volgende oogenblik kon de gezantschapssecretaris met hetzelfde recht zich voor den gelukkige houden en ter nauwernood aan een gelukkigen uitslag twijfelen, daar de dame met wezenlijk bewonderenswaardige onpartijdigheid hare gunst tusschen de twee heeren verdeelde.
Daarbij verstond de jonge dame de kunst den aandrang harer minnaars te weerstaan en met groote scherpzinnigheid en behendigheid elk aanzoek te ontwijken, zonder hare aanbidders te kwetsen of hun alle uitzicht te benemen.
Zoo verliep dag aan dag, zonder degewenschte beslissing te brengen, die niet alleen door de belanghebbenden, maar ook door het geheele badgezelschap met spanning verwacht werd, even als bij een wedren de toeschouwers levendig belangstellen in den uitslag van den strijd en voor den een of den ander ernstig partij trekken.
de valkenburger groeven. - De gelagzaal ‘Buitenzorg,’ naar de teekening van A. ten Berge.
‘Nu, hoe staat het, Bodo?’ vraagde mijnheer v. Reibnitz aan den graaf. ‘Mag men u gelukwenschen?’
‘Ben nog niet zoover,’ antwoordde deze verlegen.
‘Ik begrijp niet, dat die geschiedenis zoo lang duurt.’
‘De drommel weet, waaraan het ligt,’ hernam Bodo verdrietig. ‘Schiet niet op, hoewel dame hoogst beminnenswaardig, oude tante verrukkend en alles in de beste orde is.’
‘Dan zou ik me niet langer bezinnen en mijn aanzoek doen. Ge zijt toch niet bang voor een meisje? Ge moet maar flink toetasten en u niet laten afschrikken.’
‘Gaat niet zoo gemakkelijk, als ge denkt. Ontsnapt als een gladde paling, als men meent haar reeds vast te houden.’
‘Zoo? Ten slotte houdt ze u nog voor den gek en huwt een ander. Ik vertrouw den vrede niet, en denk, dat Rohr u nog eene poets zal spelen, als ge u niet haast. In uwe plaats zou ik geene minuut verliezen, en liever vandaag dan morgen de dame ten huwelijk vragen, vóór de sluwe diplomaat u het goudvischje voor den neus wegkaapt.’
‘Ge hebt gelijk, neef! Wil ook niet langer wachten; als oude Blücher er op losgaan en met geweld den slag winnen.’
In dit stoute plan werd de graaf nog versterkt, toen de bescheiden dokter aan de table-d'hôte hem afzonderlijk nam en hem onder het zegel van de strengste stilzwijgendheid het op handen zijnde vertrek der Opper-Silezische dames met zulk een geheimzinnig gelaat en zulk een fijn lachje meedeelde, alsof hij van hen den last ontvangen had, deze gewichtige tijding alleen aan Bodo toe te vertrouwen.
Doch ook aan den gezantschapssecretaris en aan nog verscheidene heeren, wien het belang inboezemde, verhaalde de gedienstige baddokter hetzelfde nieuws, zoodat al heel spoedig het geheele gezelschap er mede bekend was.
Zooals te begrijpen is, verwekte deze tijding groot opzien, en deed de spanning en het ongeduld verbazend toenemen. Aller oogen waren op de bekende medeminnaars gevestigd, die zooveel mogelijk hunne opgewondenheid zochten te verbergen. Daar zij echter geen oogenblik meer te verliezen hadden, haastten beiden zich om onder verschillende voorwendsels zonder opzien te verwekken de zaal te verlaten, terwijl de een den ander zocht te misleiden en de eerste hoopte te zijn.
Beiden kwamen bijna gelijktijdig aan het visschershuis en werden door de rijke dame, wie zij om een kort onderhoud verzochten na elkander met dezelfde onpartijdige vriendelijkheid ontvangen. Dit onderhoud duurde maar weinige oogenblikken, waarna ieder van hen, zichtbaar teneergeslagen, het huis den rug toe keerde, en zelfs tegenover zijne beste vrienden den uitslag verzweeg.
Daar echter den volgenden morgen noch de graaf, die zich van de overwinning verzekerd had gehoudnn, noch de sluwe gezantschaps-secretaris met de gewone ruikers verschenen, om van de vertrekkende dame afscheid te nemen, en ook aan de table-d'hôte met geen enkel woord van de scheiding gewaagden, zoo meende het badgezelschap gerechtigd te zijn aan te nemen, dat beiden bij de rijke erfgename een blauwtje geloopen hadden.
(Wordt voortgezet.)