Kenteekenen die door uitwendige beweging of gebaren geleverd worden.
Daar de gebaren niets anders zijn dan de openbaring der inwendige bewegingen, moeten ze noodzakelijk met hunne kracht of zwakheid hand aan hand gaan en deze met meer of minder getrouwheid teruggeven. Het verband tusschen de hoeveelheid beweging hangt in het menschelijk werktuig, even als in ieder ander, van de kracht en weerstand af. Men kan, figuurlijk gesproken, de macht het instinct noemen en de weerstand de opvoeding of middenstof, waarin men leeft. Het is bekend, dat levendige, prikkelbare personen, die door de beschaving niets geleerd hebben, de kwade gewoonte behouden, om bij het spreken gebaren te maken, en de menschen met wie zij praten, te stooten en somtijds wel zeer ruw.
De boeren drukken hunne beleefdheid door gebaren uit, wier ruwheid soms sporen achterlaat, hunne liefkoozingen gelijken op slagen en zouden onze steedsche dames het van pijn doen uitschreeuwen.
Geweldige, rukkende, plotselinge, onbehouwen bewegingen verraden een opvliegend, ongeduldig, koppig en woest karakter.
Slecht ontwikkelde, langzame, verlegene bewegingen kondigen onbeschaafdheid, zwaarhoofdigheid en domheid aan; maar als zij gepaard gaan met levendige en welgepaste bewoordingen, verraden zij beschroomdheid. Bij gebrek aan dit onderscheid zou men gemakkelijk een geestig, schroomvallig en linksch man met een gek verwarren.
Zachte, afgeronde, gematigde beweging is het kenteeken van beschaving, een beminnelijk karakter en volmaakte kennis van de gebruiken der wereld.
Krachtige beweging zonder woestheid, als ze gelijkmatig en forsch is, verraadt vastheid van geest en standvastigheid van karakter.
Langzame en deftige bewegingen openbaren ernst, nadenken en een bedaard karakter.
Verwaande dribbelingen, die op effect berekend zijn, schijnbaar om te behagen, maar afgepast regelmatig en altijd herhaald, geven een droevig denkbeeld van de verstandelijke waarde van den persoon.
De bewegingen van het aangezicht, en in 't bijzonder die der oogen, kaatsen getrouw de gemoedsbeweging terug.
Over 't algemeen worden luidruchtige bewegingen, en vooral die van het aangezicht, als een ongunstig teeken beschouwd; zij doen dien mensch kennen als onderworpen aan hevige hartstochten en die hij niet met kracht kan weerstaan. Hardop lachen kenmerkt eene zwakke ziel, die zich door een ander laat beheerschen of een mensch vervuld van ondeugd, die zich in 't ongeluk van anderen verblijdt Men kan zeggen, dat goedheid en wijsheid in omgekeerde reden tot de luidruchtigheid en den duur van den lach staan.
Snelle afwisselingen in de uitgebreidheid, kracht, snelheid en duur der gebaren en bewegingen, doen een zeer veranderlijk karakter vermoeden.
De geoefende gelaatkundige, de man van de praktijk, let minder op de conventioneele of verkregene, dan wel op de natuurlijke beteekenis van de gebaren en de bewegingen. Zijne gewoonte, om het eene van het andere te onderscheiden, veroorlooft hem de soort, graad en den duur van de hartstochten en aandoeningen van den persoon, dien hij onderzoekt, te bepalen, te raden wat er in hem omgaat, en wat zijne woorden of daden zouden zijn, als hij zou spreken of handelen.
Dit is het gelaatkundig overzicht, ontdaan van al het overtollige, dat wij onzen lezers ten beste geven, terwijl wij er de aanbeveling bij voegen, om niet overhaast te oordeelen en vooral voorbehoud in de besluiten te nemen; want de gelaatkunde, als ze verstandig wordt toegepast, moge eene zeer groote hulp in eene menigte omstandigheden zijn, zij kan ook door verkeerde en voorbarige toepassing de bron van betreurenswaardige dwalingen worden.