Hollandsche landschappen.
(Langs de Zaan.)
Wij willen thans te Wormerveer, waar wij de voorleden week een kijkje namen, zooals de Hollanders zeggen, even van wal steken en stroomopwaarts een tochtje maken naar het bekende Zaandam.
De Zaan is eene der schilderachtigste Hollandsche rivieren, vooral omdat de beide oevers van dien stroom zoo rijk bebouwd zijn met molens en fabrieken, die in rustloozen arbeid voor bedrijvigheid en scheepvaart zorgen. De blauwe lucht is hier meer dan ergens als azuur door wit gaas gezien; de blanke wollige wolken gelijken op groote witte vogels, die ver, heel ver van ons afvliegen; de fiksche bries, die de golfjes flink doet rimpelen, vult ons zeil en wij stevenen voort, bij voorkeur minder snel dan de stoombooten, die in vrij groot aantal heen en terug de lachende rivier bevaren. 't Is of alles hier eene eigene kleur aanneemt: de kleur der bruingeteerde beurtschepen met breede boegen en klapperend zeil, weerspiegeld in den helderen stroom, is eens zoo krachtig op het water als op de scheepstimmerwerven langs den wal, waar zij door steigers gesteund als rijzige gevaarten wachten tot zij van stapel loopen kunnen. Dat we hier in het klassieke land van de scheepsbouwkunde zijn, bewijst de geschiedenis en het huisje van czaar Peter, die hier de edele kunst kwam leeren. Jammer dat dit gedenkteeken van Hollands roemrijken voortijd dit land reeds verlaten heeft of gaat verlaten, naar het vaderland van den genialen man, die het eens bewoonde. Het huisje was het eigendom van koning Willem III, die de beleefdheid had het aan den czaar aller Russen ten geschenke te geven.
Intusschen zijn de huizen van Wormerveer reeds in den grijsachtigen nevel van het verre verschiet verdwenen en we naderen Zaandijk.
Overal heerscht dezelfde welvaart, het gezegende voorrecht van de geheele Zaanstreek. De woestijn van de groene vlakten, hier en daar gevlekt door groepen grazende koeien, die in de verte op zeevogels gelijken, wordt slechts gebroken door enkele donkere punten: het zijn de woningen der boeren, meest eigenaars van het land, waarop zij hun veestapel laten weiden. Men ontmoet weinig of in 't geheel geen bosch, wat geboomte slechts rond de huizingen.
Binnenhuisjes bekijken doen we vandaag niet; we blijven aan boord. Een liefhebber van oudheden kan anders zijn hart hier ophalen; want in vele pronkkamers der Zaanlanders, staan de curieuze aardigheden, de oude kostbare meubelen als op elkaar gestapeld.
Onze boot gaat snel voort, langs oevers zooals we ze den ganschen weg hebben gezien.
Zaandijk en zijne hooge molens liggen reeds op een goeden afstand. Overal werpen zich kleinere vaarten en kanalen in de rivier en zeer eigenaardig zijn de hooge zoogenoemde kwakelbruggen, die de beide oevers dier kleinere vaarten verbinden en toegang verleenen tot de woningen, tevens de vaart der talrijke schuiten en bootjes vrijlatend.
Het spinneweb van molenwieken nog in de vage verte, maar steeds duidelijker, zegt ons eindelijk dat wij Zaandam naderen. Een ongewoon gezicht! De huizen zijn klein en laag, netjes geverfd met de grilligste kleuren soms, waarvan de fraaie voordeur, meestal kunstig gesneden, het best door den huisschilder bedacht is.
't Is of men de stad zoo pas uit eene bouwdoos had uitgepakt. Geene grootsche gebouwen treffen het oog, maar nette huisjes en ontelbare molens. Kleine tuintjes voor de woningen met gladgeschoren hagen, veel groen, maar weinig smaak stoffeeren het geheel. Al zijn de molens gedund en hier en daar door prozaïsche schoorsteenen met eene pluim van zwarten rook vervangen, zij zijn nog zeer talrijk en het meest kenmerkende van dit stadje, dat uit slechts eene, maar meer dan eene uur lange straat schijnt te bestaan, die zich als eene bewoonde strook op de beide oevers heeft neergezet.
De stroom, die hier en daar vrij breed was, vernauwt zich, de dichtbebouwde oevers naderen tot elkaar. Wij gaan voorbij den Dam in de Zaan, waaraan de stad haar naam te danken heeft, en houden stil in de nabijheid van de sluis. Hier zullen wij uitstappen.
Het is een aardig gezicht op het kleine plein. Voor ons ligt de breede rivier zoover het oog reikt, doch hier vormt zij eene soort van vijverkom, waarlangs de stad zich aan weerszijden heeft opgesteld als speelgoed uit eene Neurenberger doos. Alles is lief en klein, en door een tintelend zonneken verlicht recht schoon. De stad zelve bevat weinig bijzonders, behalve Czaar Peters huisje dat nu veroordeeld is, maar vroeger nog al bezoek trok. De andere merkwaardigheden zijn van geen belang. Het zeldzaam karakter van stad en land alleen is een tochtje door die streken waard, en al hebben we onder een stevigen bries wat snel gevaren, toch is het ons gegund geweest die zeldzame natuur geheel op te nemen en te bewonderen.