De koekoek.
Er is geen vogel in de wereld, over wien zoo vele vertelseltjes in omloop zijn, als de koekoek (cuculus canorus). Hegel zelfs gebruikte hem als een voorbeeld, om in zijne wijze van eierleggen ‘de list van het denkbeeld’ aanschouwelijk voor te stellen. In sommige streken luisteren de ouden van dagen in de Lente naar zijn eentonig geroep, om er op uit te maken, hoe vele jaren zij nog zullen leven. Wanneer in het voorjaar eene boerin van de markt komt en zijn geroep voor de eerste maal verneemt, verzuimt zij niet, het geld in haren zak om te schudden, in de hoop dat het daardoor zal aanwinnen. Des nachts voorspelt de stem zijner ijdelheid, die alleen zijn eigen naam herhaalt, fraai weder, en in den ochtend verkondigt zij regen, zoodat het dezen vogel ook niet aan weerkundige kennissen ontbreekt. Voorts is het een diertje van overleg, daar het al de lusten, maar geenszins de lasten heeft van het huwelijksleven. Men zegt tevens, dat hij een uitstekend buikspreker is, daar zijne stem ons juist van die zijde schijnt tegen te klinken, waar hij niet te vinden is. Hij ligt onder het vermoeden, dat hij de jongen van andere vogels als een smakelijk gerecht beschouwt, en zelfs zijne eigene niet versmaadt, wanneer hij ze toevallig in vreemde nesten aantreft Daarom haten alle andere vogels hem, zoodat zij hem overal verontrusten, verjagen en met de snavels aanvallen.
Reeds Plinius gaf geene gunstige getuigenis van den koekoek. ‘De koekoeken,’ zegt hij, ‘leggen hunne eieren in de nesten van andere vogels - vooral in die van houtduiven - en dan in ieder nest één. De oorzaak daarvan is, dat zij wel weten, dat alle andere vogels hen haten, zoodat deze hen in het broeden zouden storen, indien zij eigene nesten maakten. Ook zijn zij er te vreesachtig en te laf toe. Zij stellen zich derhalve door dezen list in staat om zoodanig gevaar te ontvlieden.’
In den laatsten tijd heeft men zich met ijver op de kennis van den koekoek toegelegd, en men is achter de eenvoudige waarheid gekomen, welke onder al die fabelen verborgen lag. Een Engelschman, Gilbert White genaamd, wijdde met echt Engelsche zelfopoffering en volharding schier zijn geheele leven aan de waarneming van den koekoek. De koekoek zingt of roept zijne twee lettergrepen zoo zacht, zoo gearticuleerd en zoo vol dat zijn geluid naar dat der menschelijke stem zweemt. Het is inderdaad jammer, dat hij niet meer woorden kan zeggen. Zijn stemgeluid verschilt aanmerkelijk van het gekwinkeleer der overige vogels, en men heeft hierover onderzoekingen ingesteld, die ons wegens hunne geleerdheid het hoofd doen duizelen.
Het eierleggen der koekoeken in vreemde nesten heeft men aan verschillende oorzaken toegeschreven. Sommige natuurkundigen houden dien vogel voor een luien, loszinnigen kwant, die te bang is voor de moeite om een eigen huis te bouwen en zelf zijne kinderen op te voeden. Anderen zijn rechtvaardiger geweest en hebben aangetoond, dat zijn onderlijf niet tot broeden geschikt is, en dat hij zich dus in de harde noodzakelijkheid bevindt om zich van het dierbaar kroost te scheiden. Het raadsel is echter nog niet volkomen opgelost.
Bij het ontleden van het wijfje is gebleken, dat het meer dan één ei legt, maar het plaatst slechts één ei in ieder vreemd rest, omdat de eigenaars er van niet in staat zouden wezen om aan twee hongerige koekoeken te gelijk den kost te geven. Toch is er eene Amerikaansche soort, die meer dan één ei in een vreemd nest durft leggen.
Men vermoedt, dat de koekoek het ei er niet rechtstreeks in legt, maar dat hij het met de klauwen naar het vreemde nest overbrengt. Bij voorkeur legt hij het in de nesten van kleine vogels, want zijn jong kan dan later de kleinere en zwakkere jongen der pleegouders uit het nest werpen en zich al het aangebrachte voedsel toeëigenen.
Als de koekoek uitvliegt, bezit hij de heerlijkste kleuren. Zijne voedsters volgen hem daarbij en voorzien hem nog eenigen tijd van spijs - iets dat niet sterk pleit voor de hooggeroemde stem der natuur.
De koekoek is geenszins, zoo als Linnaeus onderstelt, een eigenlijke roofvogel. Hij verslindt althans geene andere vogels, want het is uit het onderzoek zijner maag gebleken, dat hij van insekten en kleine zaadkorrels leeft.
Hij brengt gewoonlijk zijne dagen in eenzaamheid door, zelfs in Mei en in Juni, wanneer andere vogels in feestdos en met welluidende klanken hoogtijd vieren. Hij schuwt alle levende schepselen, en deze haten hem als den bekrompen egoïst, die alleen zijn eigen naam uitschreeuwt, tot dat zijne stem, door deze zelfvergoding versleten, in een krassend geluid overgaat.
Hij verhuist en trekt naar elders - maar ook op reis is hij eenzaam. Hij verschijnt in April en Mei en doet zijn geroep hooren tot aan de laatste dagen van Juni. Wanneer hij zijne eieren op veilige plaatsen bezorgd heeft, trekt hij zich in afzondering terug in de bosschen, en blijft tot Augustus of September in ons vaderland. Dan sluipt hij van bosch tot bosch zuidwaarts, om zijn eenzamen tocht naar warmere streken te volbrengen en er dezelfde gewoonten te volgen, die wij hier in het Noorden van hem opmerken.
Er zijn verschillende soorten van koekoeken; zij zijn echter nog weinig bekend.