dat staat ‘chic, pschutt, v'lan,’ evenals eene onberispelijke buiging maken bij een entrée de chambre; het behoort tot de opvoeding van die verfijnde lieden.
Genoemde scherm- en danslessen trekken genoeg jongeliê, om de zaken op wel ingerichten voet op de duurste verdieping te doen bloeien. De maître d'escrime is evenals de balletmeester een onberispelijk deftig heer, die zijn établissement in eere houdt, en dien gij op straat aanziet voor een gepensioneerd generaal, die zijn lintje in het knoopsgat heeft weten te verdienen. We houden ons goed en nemen afscheid van de heeren met eene buiging en twee passen achterwaarts, waarop geen van beiden iets aan te merken heeft en gaan eene verdieping hooger, de goed verlichte vestibule door en de breede trappen op. De trap is gemakkelijk, maar als men op de bovenste verdieping aankomt, is een vreemdeling doodmoede.
Wij zullen ons echter niet afmatten, we houden telkens halt en komen langzaam maar zeker boven.
A l'entre-sol, de tusschen-verdieping, hebben twee magazijnen hunne standplaats gekozen. Het zijn een paar winkelzaken, voor den Franschman bijna even onmisbaar als de benedenste lokalen. Rechts een drukbeklante boekwinkel, links eene horlogerie, een tak van nijverheid, waarin Parijs niet onderdoet voor Geneve. Men vindt er klokken in alle stijlen en van elk metaal; de meeste zijn kostbaar en fijn afgewerkt in de beste teekeningen van gesneden hout of brons. Monsterklokken en kabinetstukjes van den fijnsten smaak, gerangschikt en uitgestald, zooals een Parijsch employé en handig bediende alleen dit kan. In den boekwinkel zijn al de rijpe en onrijpe vruchten van den zwaar dragenden appelboom der moderne Fransche letterkunde te koop. Opgepast en met overleg gekozen, zoo ge iets mee wilt nemen. Hier liggen verboden vruchten bij hoopen, rotte en wormstekige vruchten, te zure en te zoete, van alles dooreen; die het schoonst blozen, zijn soms het gevaarlijkst en het rotste van binnen. De beste zijn nog steeds de oude schrijvers van naam; de nieuwere Fransche letteren schijnen door den wansmaak en de overprikkelde zenuwen van het volk gedoemd tot de voortbrenging van een overtollig en ongezond voedsel, dat geest noch hart kan verteren en verwerken.
We zijn reeds au premier, op de eerste verdieping. De heer, die ons daar tegen komt, en de heer en dame, die voor ons naar eene verdieping hooger de trappen opgaan, bewijzen dat we ons nog in deftige sferen bewegen; want hier zijn de armsten het hoogst geplaatst.
Men kan zien, dat Parijs de stad is der weeldeartikelen, waar de toon wordt aangegeven en het schoonste en beste te krijgen is.
Hier rechts is een winkel van bibelots, kostbare vazen uit Japan en Sèvres, geëmailleerde schotels, ingelegde kleinigheden, de petits riens, die veel kosten.
En om het de beau-monde gemakkelijk te maken, vinden we op dezelfde verdieping eene uitgezochte verzameling van oude en nieuwerwetsche antiquiteiten.
Hun eigenaar speculeert op de algemeene zucht naar oudheden en duwt menig waanwijzen kooper knollen voor citroenen in de handen. Kunstmatige antiquiteiten, pas uit fabrieken afgeleverd, staan er onder enkele echte stukken, beide met graagte verkocht voor onbetwistbaar ‘oud.’ Onze beurs is niet goed genoeg gevuld om er inkoopen te doen, we zijn daarenboven wijzer en wagen er ons liever niet aan beetgenomen te worden.
Wij zijn reeds op de tweede verdieping, au deuxième; hier woont een dokter. Het gebied der kunstindustrie is voorbij, we zijn aangeland daar waar de wetenschap en de kunst zusterlijk wonen onder een dak. Links is de wachtkamer voor de vrij talrijke patiënten van den geneesheer, die in Parijs eene uitstekende praktijk heeft, zoodra hij maar bekend of liever à la mode wordt. Het ziet er in zijn kabinet zeer geleerd uit; die buste op den marmeren schoorsteenmantel is waarschijnlijk van Hippocrates of van Claude Bernard. Wat die geleerde dokter in zijn hoofd heeft, moeten we raden, want we hebben wel het huis, maar niet de bewoners in doorsnee. Het gemengde gezelschap in de wachtkamer is in geene opgewekte stemming. We zullen hen maar niet aan 't praten brengen, want als lijders eenmaal over hunne kwalen beginnen te spreken, komt men niet spoedig aan een einde en men krijgt niets dan akeligheden te hooren. We wenschen hun van harte beterschap en klimmen hooger op.
De ideale kunst is niet op haar gemak laag bij den grond, maar zweeft in hooger sferen.
Of is het geene kunst de voorwerpen te maken, waarmede de jonge jeugd zich vermaakt, aangezien dat volkje altijd gaarne ziet ‘hoe het gemaakt is’ en men juist die zucht op alle mogelijke wijzen moet bestrijden. Geen artikel wordt meer omgezet en verzonden, want de wereld der kleinen houdt van dit Fransche goed, en merkwaardig is de kunstvaardigheid, soms aan die voorwerpen besteed. De aangeborene vindingrijkheid van 't Fransche vernuft verloochent zich zelfs in deze kleinigheden niet.
Doch gaan wij verder. Een ieder weet dat Parijs vele kunstenaars telt, zoogenaamde râtés, de beste typen van Alphonse Daudet's romans. De stad heeft op Montmartre en rue Vaugirard zelfs gansche kunstenaarskolonies, zou dus ook in ons huis niet eene nederzetting zijn van die vlottende bevolking? Wel zeker, en nog wel echte kunstenaars, die weten wat werken is en tot groote ergenis van onderen bovenburen den geheelen dag studeeren en er maar op los beuken.
Twee violen en een bas, - 't kan ook eene violoncelle zijn, we hopen het in belang der buren, - vormen met den piano een quartet, dat aan virtuositeit aan het beste niets toegeeft. Zouden het leerlingen zijn van het conservatoire? Neen, zij hebben het reeds verder gebracht en zijn misschien van het concert des Ambassadeurs of van den Trocadero.
Laat hen voortspelen, want de kunst is lang en 't leven kort. Ze hebben ons niet eens ontdekt, maar dat zij onze toejuichingen wel verdienen, bewijst het bouquet op den piano, eene frissche hulde van levende bloemen, waar men in Parijs zuinig mede is, want de bloemen zijn duur in de stad, waar een bloempje, het eenvoudigste geurende viooltje, met graagte gezocht wordt.
Op den trap, die steeds naar boven kronkelt, komt ons een meisje met eene groote modedoos te gemoet.
Op het vierde, het bekende quatrième, betreden we het gebied der eerlijke, ijverige naaisterkens. Dat zijn ook kunstenaressen in hunne soort, of meent ge dat het niets beteekent dienaresse te zijn van de grillige mode en te moeten voldoen aan de steeds wisselende eischen der groote dames? Aan al die kanten en opzichtige costumes, sierlijk van vorm en teekening, is zorg, moeite, kunst en kunstvaardigheid besteed. Terwijl de dame, die morgen met hun arbeid pronkt op het bal, reeds lang is teruggekeerd uit eene galavoorstelling van het groote opera, zwoegen die werksters, meten en passen, knippen, stikken en garnieren tot diep in den nacht. Ongerekend de verleiding, waaraan zij blootstaan, is hun leven reeds hard. Kaal zijn de muren van hef vertrek, waarin zij werken; wanneer de muzikanten, die we beneden in 't voorbijgaan gegroet hebben, een opwekkenden wals spelen, dan trappelen hunne voetjes onwillekeurig, maar de naald rept zich voort in hun eindeloos werk, want morgen moeten de kostbare kleedingstukken, goed afgewerkt, gereed zijn.
Op het gebied van mode- en damesartikelen moet alles, al was het maar als model, uit Parijs komen. Welnu, hier worden die kleine meesterstukjes van smaak of wansmaak, maar nu eenmaal gewild, uitgedacht, ontworpen en in het zweet des aanschijns gemaakt. Eerbied voor die werksters, die hunne onschuld bewaren, in nuttige bezigheid hun leven goed besteden en werken om den kost te verdienen. Zij, die het werken verleerd hebben, wonen lager, doch staan in het oog der menschen ook minder hoog dan deze kinderen, wier leven van arbeid en ontbering niet benijdenswaardig is, maar die men bewonderen moet, als men weet, aan hoeveel verleiding zij blootstaan, zoo hunne eer bij hen niet meer gold dan overvloed en weelde. In Parijs schuilt naast veel kwaads oneindig veel goeds; het kwade hangt er in de lucht en paradeert op straat, en pleine rue, maar het edele verbergt zich en zit soms op eene mansarde.
De kamer, tegenover het pas bezochte vertrek, is het salon van een photograaf, die zijn atelier heeft op de bovenste verdieping. Hij heeft het zoo druk dat zijne klanten soms moeten wachten. Voor de dames is er vlak tegenover zijne werkplaats nog een boudoir, waar eene handige kamenier de laatste hand legt aan het toilet van madame.
In de meeste groote steden zijn de kunstateliers der goede photografen op de hoogste verdieping. De laatst aangekomen heer, die op zijn konterfeitsel moet wachten, verpoost zich op het balkon. Dit balkon verdient zeker zijne bijzondere vermelding. Mijn hemel! wat zouden sommige dier vertrekken zijn zonder balkon, vanwaar men in de straat kan zien en waarop eenige bloempotten kunnen neergezet worden. Dan leert men zich eerst hechten aan een eindje groen, en het zien van het kleinste bloempotje verkwikt meer dan een blik op de monumentale, grauwe, ijskoude gevels rondom.
De dames, die op hunne beurt wachten, zijn bang uit hunne plooi te geraken; zij wagen het niet eens te gaan zitten; de andere klant schijnt zich deerlijk te vervelen. Boven heeft de behendige photograaf intusschen een ferm kurassier onder het glas. De soldaat staat in mannelijke houding en zijn portret moet goed slagen, want hij is gewoon op commando stil te blijven. De kunstenaar heeft zijn atelier zoo naar alle eischen ingericht, dat men niet zou meenen onder de hanenbalken te zijn. En toch zijn wij daar reeds; maar ook slechts en passant konden wij overal eens inkijken. Dit schetsje zal nochtans, hopen wij, eenig begrip geven van wat eene Parijsche woning in doorsnede al te zien geeft, ik zeg niet altijd bevat, maar kan bevatten. De menschen, die er te zamen wonen, kennen elkaar ter nauwernood. Men huist maanden boven of beneden een persoon, om wien men zich in het minst niet bekreunt en wiens gelaat men toevalligerwijs nog niet gezien heeft. Men gevoelt er zich geheel alleen, onbekend en onbemind, vrij met eene vrijheid, die toch iets drukkends heeft.