Allerlei.
Liszt en salamanca.
Toen Liszt voor vele jaren eens in Spanje was en in Madrid glansrijke concerten gaf, vroeg Salamanca hem zekeren keer: ‘Nu, hoe bevalt het u bij ons?’
‘Zeer goed,’ antwoordde Liszt, ‘het is alleen jammer, dat de sigaren hier zoo slecht zijn.’
‘Laat mij daarvoor maar zorgen,’ sprak de Rothschild van Spanje, ‘ik zal u voortreffelijke sigaren toezenden.’
Liszt wachtte nu op de vervulling van deze belofte, maar de eene dag ging na den anderen voorbij en er kwamen geene sigaren.
Dit verdroot den kunstenaar zeer.
Op den dag van zijn vertrek van Madrid kocht hij 500 van de fijnste en duurste sigaren, pakte ze in eene fraai versierde doos, en zond ze op het oogenblik, dat hij in het rijtuig stapte, met zijn kaartje naar den millionair. Hij reisde per extra-post en was reeds bijna tot aan de grenzen genaderd, toen hij achter zijn rijtuig eene stem ‘halt!’ hoorde roepen.
Verwonderd zag Liszt naar buiten; daar was geen roover, zooals hij vermoed had, maar een geheel met zweet en stof bedekte koerier, die in vliegende vaart kwam aanrennen en hem ademloos toeriep: ‘Ik breng u de bagage, die gij in Madrid hebt vergeten!’ Dit zeggende gespte hij een zak van den rug van het paard los, reikte dien Liszt over en sprong evenzoo snel als hij gekomen was, weer weg. Verwonderd opende Liszt den zak, en vond daarin eene groote palissanderhouten kist met zilveren beslag, waarin tienduizend stuks fijne Havana-sigaren lagen. Op deze wijze had Salamanca zijn verzuim weder goed gemaakt.
***
‘Vrouw!’ riep een snaak zijne wederhelft toe, ‘Het scheelde weinig, of ik had heden een paard en rijtuig ten geschenke ontvangen.’
‘Hoe zoo?’
‘Wel, ik vroeg aan eenen boer, of ik zijn paard en sjees van hem kreeg; hij antwoordde neen; had hij ja gezegd, dan had ik het gehad.
***