Désiré Delcroix.
23 September 1823. 3 October 1887.
Toen wij in nr. 51 van den vorigen jaargang het portret en de levensschets van den verdienstelijken Vlaming Désiré Delcroix mededeelden en deze laatste besloten met den zoo gemeenden wensch ‘den onvermoeiden en welwillenden man nog lang totwelzijn der Vlaamsche belangen en ondersteuning onzer letteren in het ministerie werkzaam te zien,’ waren wij er eilaas! ver van af te verwachten onze betrachting zoo spoedig ongenadig door den dood vernietigd te zien. Te midden van zijnen nog onvoltrokken arbeid, schijnbaar vol gezondheid, onloochenbaar vol levenslust, kracht en hoop, viel de werkzame strijder onder één enkelen, gansch onvoorzienen zeisslag. De levensschets, door ons over eenige weken in het licht gegeven, is thans, jammer genoeg, volledig. Nog mochten wij den gullen man de hand drukken op het Vondelsfeest, waar hij zich, bij het aanschouwen der opvoering van ‘De Leeuwendalers,’ met ons verblijdde over den zoo merkbaren vooruitgang, dien de Nederlandsche tooneelspeelkunst in de laatste jaren, vooral te Antwerpen, gemaakt heeft. Nog mocht hij het genoegen smaken den Vlaamschen Schouwburg van Brussel, tot welks oprichting hij mede zoo zeer geijverd had, door zijn schoon drama Lena te zien inhuldigen. Het werd Delcroix gegeven den dageraad der eer- en rechtherstelling zijner moedertaal in vollen glans te zien oprijzen; als Mozes stierf hij, na in het opperste uur het zoo lang betrachte beloofde land van verre, maar in al zijnen luister, aanschouwd te hebben. Zacht ruste zijne asch! Zijn aandenken blijve in zegening bij zijne taalbroeders!
Wat Delcroix had kunnen worden in de letterkunde, tot welke hoogte hij het in de romanlitteratuur hadde kunnen brengen, zoo hij niet, als de meeste onzer Vlaamsche schrijvers, zijne beste krachten ten bate van den taalstrijd aangewend hadde, zal elken bevoegde volkomen blijken uit zijn eersteling, dien wij als eene