scheept, hij zou met zoovele anderen omgekomen zijn bij een der vreeselijkste tooneelen, die de zee ooit heeft opgeleverd. De schipbreuk der Medusa behoort tot die verschrikkingen, die niet licht uit het geheugen der menschen zullen verdwijnen.
Op de Loire kwam Caillé goed en wel te Senegal. Hij trok naar Saint Louis, bezocht Guadaloupe en nam als vrijwilliger deel aan den tocht van Partarrieu door de gewesten van Gjolof, Foutah en Bondoe. Hierna kwam Caillé naar Frankrijk terug, om zich te laten genezen van de koorts. Maar nauwelijks was hij de schade, door zijne ondernemingszucht aan zijne gezondheid toegebracht, te boven, of hij vertrok weder naar Senegal en bood baron Roger zijne diensten aan. Roger was een groot bevorderaar van ontdekkingsreizen. Niet zonder moeite kreeg Caillé eenige koopwaren mede en met deze begon hij de reizen onder de Mooren van den stam Berâkerah. Al verder dwalende, van kamp tot kamp, kwam hij na 8 maanden meer dan 200 kilometers ten noordwesten van Polos. Nauwelijks was hij te Saint-Louis terug of hij ondernam eene reis naar Tomboctoe.
René Caillé was een man van aanzien en had evenmin aanbevelingsbrieven in zijn zak. Zijn persoon boezemde slechts het vertrouwen in, dat ieder avonturier zou inboezemen. 't Was tevergeefs, dat hij om eenige koopwaren vroeg. Men weigerde hem zelfs een paspoort naar de Engelsche nederzettingen van de Gambie. Van ontmoediging wist deze kloeke volhouder niet. Hij vertrok te voet, bereikte Gorea Sierra Leone en wendde zich tot den gezaghebber van Freetown. Na de vernedering eener nieuwe weigering te hebben ondervonden, werd Caillé nu koopman in indigo, nam het Arabisch kostuum aan, gaf zich uit voor een jong Egyptenaar van Alexandrië, en ondernam gansch alleen, zonder hulp, zonder bescherming, zonder andere hulpmiddelen middelen dan die van zijn eigen geestkracht en wil, een tocht, waarvoor zoovele andere reizigers met de beste aanbevelingen en hulpmiddelen waren teruggedeinsd
diergaarde van amsterdam. - de olifant.
hij bijt! naar de teekening van bever.
René Caillé vertrok den 19den April 1827 van Kakouty en werd spoedig vergeten. Maar omstreeks het midden van het volgende jaar werd de geheele wereld door een belangrijk feit in beweging gebracht. Een Franschman, die te Toulon ontscheept was, was doorgedrongen in de nog onbezochte en geheimzinnige streken van Midden-Afrika. Hij kwam van Tomboctoe. 't Was Caillé. Zijne aankomst was eene ware gebeurtenis. Ieder ondervroeg den reiziger, die geheel op zich zelf dit groote vraagstuk der landontdekking had opgelost, en het Aardrijkskundig Genootschap van Parijs kende hem den prijs toe, bestemd voor den reiziger, die Tomboctoe zou hebben bezocht Toen men vernam op welke wijze Caillé er in geslaagd was zulke uitkomsten te verkrijgen, werden zijn moed en volharding om het zeerst geroemd - wat zij verdienden. Na het land van Inanke, Touta, Gjalo, Baleija, en Amana te zijn doorgetrokken, was hij den Niger overgestoken, wat nog niemand gedaan had, en zoo in onbekende streken gekomen te midden van negerstammen, bij welke hij vijf maanden verblijf hield. Hij leed de vreeselijkste smarten. Het vreemde, ongezonde en karige voedsel, dat hij gebruikte, deed hem scheurbuik en koorts krijgen; hij verloor een paar beenderen uit het verhemelte, doch kwam alleen door zijne groote wilskracht en zijn sterk gestel dit alles te boven. Den 9den Januari 1828 had Caillé zijne gezondheid herkregen en zocht nu langs een geheel nieuwen weg den Niger op bij Gjeny. Na eene maand lang duizend gevaren te hebben doorgestaan, kwam hij te Tomboctoe aan. Maar om terug te keeren