Een en ander uit de geschiedenis van den landbouw.
De landbouw was overal en ten allen tijde het eerste begin eener geregelde menschelijke samenleving; het bebouwen toch van den bodem dreef den mensch het eerst aan zich eene vaste woonplaats te kiezen, gaf aanleiding tot het ontstaan van grondbezit en eigendom en de inrichting eener burgerlijk maatschappij, tot verzachting der zeden en daardoor tot beoefening van wetenschap en kunst.
Gelijk Mozes ons heeft opgeteekend, bouwden de kinderen van den eersten landbouwer zich de eerste vaste woning en beoefenden de kunsten des vredes Toen de eerste mensch veroordeeld werd in het zweet zijns aanschijns zijn brood te eten gaf de vaderlijke Rechter hem het graan daartoe mede in de ballingschap; want zonder dit rechtstreeksche geschenk uit Gods hand had het jonge menschelijk geslacht niet kunnen groeien of bloeien. Het behoud van den mensch was met het behoud der graangewassen verbonden, doch zoo, dat wij voor die gewassen nog onontbeerlijker zijn dan zij voor ons. Zonder menschelijke cultuur kunnen zij niet bestaan.
De bebouwing van den bodem door de eerste menschen en - na den Zondvloed - door Noach zal intusschen wel hoogst gebrekkig zijn geweest, ten minste zoolang tot de krachten van huisdieren daartoe werden aangewend en er geschikte gereedschappen waren uitgedacht.
In de oudheid was de landbouw hoog geëerd en zelfs de eerste staatsmannen achtten het niet beneden hunne waardigheid, achter den ploeg te loopen, evenals de groote Gladstone zich op het oogenblik niet ontziet ter verpoozing van zijn politieken arbeid op zijn buitengoed boomen om te hakken; menig machtig vorst heeft ook aan den avond van een veel bewogen leven getracht in landelijke afzondering het geluk en de tevredenheid te vinden, welke het vruchteloos streven van zijn jongelingschap en rijperen leeftijd hadden uitgemaakt. Nog op den huidigen dag brengt de keizer van China hulde aan den landbouw door jaarlijks bij den aanvang der lente met de prinsen en grooten des rijks eenige voren te ploegen. Op dezelfde wijze eert de keizerin de zijdeteelt, door het kweeken van den moerbezieboom aan te moedigen en zich met hare hofdames aan de verpleging van zijwormen te wijden.
De oude Grieken, Romeinen, Carthagers enz. beoefenden den landbouw reeds volgens een redelijk stelsel en hebben ons daaromtrent verscheidene leerrijke geschriften nagelaten, die wel verdienden ook nu nog in overweging genomen en bestudeerd te worden. Gelijk de geschiedenis ons leert, kende men reeds vroeg in Azië, Egypte en Griekenland de voornaamste gereedschappen tot den akkerbouw benoodigd, zooals den houten ploeg en de egge, zij het al niet in hunne tegenwoordige gedaante. De samenstelling der egge is trouwens zeer eenvoudig en heeft dan ook tot in den laatsten tijd weinig verandering ondergaan, maar de ploeg heeft duizenden jaren noodig gehad om tot haren tegenwoordige volkomenheid te geraken en bestond oorspronkelijk slechts uit een min of meer gefatsoeneerden boomtak. De Egyptische, oud-Grieksche en Sardinische ploeg was zonder strijkbord. Welk een verschil met den ingewikkelden en doelmatigen stoomploeg van tegenwoordig! en nog schijnt de reeks der uitvindingen en verbeteringen met betrekking tot dit nuttige landbouwwerktuig niet afgesloten.
Ten allen tijde was het van het grootste gewicht, de bebouwing van den bodem zoodanig fe regelen, dat deze in staat was het noodige graan en de verdere gewassen te leveren, die voor de voeding des volks gevorderd werden. Voor de rijken verbouwde men in de oudheid tarwe, terwijl de geringere volksklassen gerst zaaiden. Beiden graansoorten leverden een smakelijk en gezond brood en nog tegenwoordig is hunne verbouwing in het Oosten algemeen.
De heidensche volken - zooals de Grieken, de Romeinen en de oude Germanen - hadden bijzondere goden voor den landbouw: de Grieken eerden Demeter, de Romeinen Saturnus, en onze Germaansche voorouders Thor of Donar als beschermer van den landbouw. Bij genoemde volken en ook bij de Chineezen bestond het gebruik een plechtigen, godsdienstigen omgang door de velden te houden, waarbij een afgodsbeeld werd rondgedragen. In katholieke landen heeft nog tegenwoordig jaarlijks eene processie door het veld plaats, waarbij in de plaats van een afgodsbeeld het zegeteeken des kruises wordt rondgedragen om Gods zegen over de vruchten der aarde en afwending van onweer en hagelslag af te smeeken.
Onze Germaansche voorvaderen hadden geene bijzondere voorliefde voor den landbouw. Bij