ringde. Op de vraag van Karel wie dit mocht zijn, zou hij geantwoord hebben: ‘Ik ben de man, die u meer koninkrijken heeft geschonken, dan uwe voorouders u steden hebben nagelaten.’
Nadat Amerika ontdekt was, maakte de Portugees Fernam Magalhaens voor het eerst de reis om de wereld. Ook hij had hierbij veel te strijden, reeds vóór hij uitzeilde.
Portugees van geboorte, en door zijn vaderland miskend, had hij in Spanje troost gezocht. Hij vond dien bij Karel V; maar de ambtenaren van het ministerie der koloniën waren kwalijkgezind jegens hem. Den 22sten October 1518, toen hij bezig was zijne vloot van het noodige te voorzien, werd het volk tegen hem opgeruid, omdat hij het wapen van Castilië verwijderd en door dat van Portugal vervangen zou hebben, terwijl hij alleen zijn eigen wapenbord aan boord had gebracht. Het scheelde weinig of hij werd gedood.
Karel V gaf zijn ongenoegen te kennen over deze bejegening, en zorgde dat de tocht spoedig kon aangevangen worden. Maar onder welke treurige vooruitzichten begon deze eerste reis om de wereld! Magalhaens moest, om aan den wensch van den koning te gemoet te komen, onder zijne schepelingen een man opnemen, die bijna evenveel gezag had als hij zelf. Dit was Juan de Carthagena, die den titel van ‘Inspecteur Generaal’ droeg en gezagvoerder was over het derde schip der vloot. Hij was door een machtig beschermer aanbevolen en haatte Magalhaens. Nog een ander vijand moest hij aan boord van zijn eigen schip dulden, en wel een landgenoot, Estevan Gomez. Zoo vond de groote zeereiziger zich omringd, niet van trouwe vrienden en medearbeiders, op wie hij rekenen kon, maar van naijverige mededingers, die een stillen wrok tegen hem koesterden.
Nauwelijks was de vloot uitgezeild - dit geschiedde den 20sten September 1520 - of Juan de Carthagena begon het gezag van den opperbevelhebber te ondermijnen. Hij sprak Magalhaens op vrijpostige wijze, als zijn gelijke, aan en werd van dag tot dag aanmatigender. Eens zelfs waagde hij het, in tegenwoordigheid van eenige matrozen, Magalhaens met dreigende woorden aan te vallen. Toen begreep deze dat hij handelen moest. Hij greep zijn tegenstander in de borst en sloeg hem in de boeien, als den minsten matroos.
Men was toen nog op de kust van Guinea. Magalhaens stak den Oceaan over, wendde den boeg naar Brazilië en kwam in December 1520 in de baai van Rio de Janeiro. Vervolgens zeilde hij langs de Amerikaansche kust voort, in de hoop van den doortocht te vinden, dien hij in het Zuiden verwachtte en die later voor altijd zijn naam zou dragen. Het koude seizoen was in aantocht en Magalhaens wilde in de haven van San Julian overwinteren; maar nu begon de bemanning te morren. Te midden van de kale, sombere, koude gewesten, waarin zij zich bevonden, werden velen moedeloos en gaven hun verlangen te kennen, om den boeg naar Spanje te keeren. Magalhaens stond als eene rots. Geen bidden, geen dreigen vermochten hem aan het wankelen te brengen. Hij gaf te kennen dat hij liever sterven wilde, dan met schande naar Sevilla wederkeeren, en met zijne veerkracht en moed wist hij de weerbarstige schepelingen te bedwingen.
Het openlijke gemor nam een einde; maar in stilte bleef de tegenwerking woelen en weldra brak zij geweldig los, onder voorgang van een paar officieren, Luiz de Mendoza en Gaspard de Quesada. Een bloedig tooneel volgde. Magalhaens, aan zich zelven overgelaten, moest, zou hij niet als slachtoffer vallen, de oproerigen vellen. Hij besloot tot het laatste, en zond op Luiz de Mendoza een welvertrouwd man af, Gonzalo Givet de Espinoza. Deze overhandigde den officier een brief waarin de opperbevelhebber hem voor zich daagde. Luiz de Mendoza weigerde te verschijnen en spotte met dit bevel. Maar toen wierp Espinoza zich op hem en stiet hem zijn delk in den hals.
Magalhaens ging met zooveel kracht, bekwaamheid en stoutheid op den ingeslagen weg voort, dat hij de oproerige bemanning der Victoria en Trinidad spoedig tot gehoorzaamheid dwong. Gaspard werd onthoofd. De lijken der samenzweerders werden, ten aanschouwen van al het volk, aan wal gebracht, en daar las één der officieren hun vonnis.
Toen deze daad van hoog gezag volbracht was - eene daad, die, hoe verdedigbaar ook, de nagedachtenis van den bevelhebber niet tot eere strekt - werd San Julian verlaten. Na den opstand van menschen te hebben doorstaan, had hij met dien der elementen te doen. Met veel moeite en onder groote gevaren bereikte hij Vuurland en ontdekte de zeestraat, die zijn naam draagt en den doortocht, waarvan hij gedroomd had. Den 27sten November 1520 zette hij koers naar het Noord-Oosten en dreef in die groote wijde zee, die toen zoo kalm was, dat men haar de Stille Zuidzee noemde. Hier ontdekte hij de Marianen en zette eindelijk op het eiland Zeboe voet aan wal, om er de schepen van leeftocht te voorzien. De vorst van dit eiland ontving de vreemdelingen met alle teekenen van toegenegenheid. Magalhaens zocht de inboorlingen tot het Christendom te bekeeren en bouwde zelfs eene kerk, maar hij beging de groote fout van den vorst van Zeboe aan te stellen tot hoofd en leenheer van al de andere vorsten van het eiland. Deze wilden niets weten van die Europeesche aanmatigingen; één van hen, de koning van Mactan, bracht een leger op de been van niet minder dan zes duizend man, en verzette zich daarmee tegen de vreemde indringers.
Magalhaens moest nu krijg voeren. Met een handvol volks trok hij tegen den koning van Mactan op, maar vond het gehucht, waar deze zijn residentie had, verlaten en stak het in brand. Nu kwamen de Indianen opzetten en begroetten de Spanjaarden met steenen en pijlen, en dat wel met zooveel hevigheid en met zulk eene overmacht, dat Magalhaens den terugtocht aannam en de schepen opzocht. Juist zou hij zich met de zijnen in de sloepen begeven, toen een steenworp hem het been verbrijzelde en hem neervelde. Een Indiaan maakte met eene speer een einde aan zijn leven. (17 April 1521.)
Zoo stierf Magalhaens; maar zijne taak was volbracht. De groote vraag hoe de reis te maken om de wereld was opgelost.
(Wordt voortgezet.)