De kanonnen koning Alfred Krupp.
Onze tegenwoordige tijd, die het voorrecht heeft zijne spoorwegkoningen en zijne mijnkoningen te bezitten, telde tot voor weinige dagen ook een kanonnenkoning, den vermaarden fabrikant Alfred Krupp, eigenaar van de uitgestrekte werkhuizen te Essen, waarin het oorlogstuig van het beschaafde Europa wordt vervaardigd.
Van welke groote beteekenis heden ten dage de nijverheid is, tot welke verbazende hoogte die tak van bestaan door noeste vlijt en wilskracht kan worden gebracht, bewees deze wereldberoemde fabrikant, die in het begin van Juli overleed. Fabelachtige cijfers worden genoemd bij de statistieken zijner kanonnenfabrieken, onwillekeurig komt de wensch bij ons op, als we op deze overgroote getallen staren, dat die schatten mochten worden besteed aan de kunsten en gaven des vredes. Maar als het waar is dat de oorlog een noodzakelijk kwaad blijft, dan zullen we zonder meer een vluchtigen blik slaan in de monsterinrichting van den grooten industriëel.
Vooreerst bieden we onzen lezers zijn portret aan; daaruit spreekt reeds een geheel karakter: de man van ijzer en staal, de onvermoeide arbeider. Eene treffende vergelijking van hetgeen die man was en van wat hij alleen door eigen wilskracht en wonderbare vasthoudendheid werd, toont ons zijn geboortehuis, waarvan we mede eene afbeelding geven en de prachtige ‘Hugel’ het huis, waarin hij stierf, en dat hem door zijn vriend, den keizer van Duitschland, werd geschonken. Krupp's vader liet de kleine fabriek zonder werk en met schulden bezwaard achter; wat hij van de nalatenschap maakte, bewijst de fabriekstad, die tot enkele jaren voor zijn dood onder zijne leiding stond en waarvan twee onzer gravures een denkbeeld geven.
Zijn zoon Frederik, die hem voor een paar jaren opvolgde in het bestuur van wat Alfred Krupp zijne stichting kon noemen, van wat hij met zwoegen en tobben en een stalen geduld na slapelooze nachten tot stand had gebracht, vond heel wat meer dan het eenvoudige huisje, waarin vijftig jaar geleden de zaak met twee werklieden was opgezet; want niet minder dan 25.000 werklieden vinden thans in de fabriek arbeid en brood. Met zelfvoldoening moet de krachtige vader in de laatste dagen zijns levens van uit de villa ‘Hugel’ die tegenover vermeld gebouwtje staat, neergezien hebben op het werk zijner handen. Geen wonder dat de man, die zoo geslaafd had in zijn leven, maar noode ter ruste ging en aan Bismarkcs lijfarts Schweniger een millioen Mark bood, zoo hij zijn geknakt leven voor tien jaren verlengde. Maar de onverbiddelijke dood, nog krachtiger werkman dan hij, heeft hem niet gespaard.
Slaan we thans in 't voorbijgaan een blik op zijne stichting. Essen is gelegen aan de lijn van Keulen naar Berlijn, en ieder reiziger ziet met verbazing naar de ontzaggelijke bergen steenkolen, verroest ijzer en erts als hij er langs spoort. Achter die sombere hoogten ligt de uitgestrekte fabriek. Een dikke rook hangt dag en nacht over de landstreek, alles wordt bezoedeld door het roet, en men denkt zich eensklaps verplaatst in eene der fabriekswijken van het nevelige Londen, zoo grauw ziet de lucht, zoo benauwd is de dampkring, waar de cyclopen der moderne reuzenwereld hunne smidse hebben opgericht.
De ondoordringbare sluier van steenkolendamp en stofdeeltjes zou voldoende zijn om den toerist af te schrikken van een bezoek aan de fabrieken maar de voorzichtige Krupp, die er ook eene soort van staatkunde op na hield, had nog een beter middel, om het rijk, waarvan hij koning was, voor spionnen te bewaren, want hij liet zich niet gaarne in de kaarten zien en was bevreesd voor concurrentie als de kleinste winkelier. De geheele fabriek is van muren omringd, als was het een echt Klein-China. De werklieden komen een voor een binnen en gaan voorbij vertrouwde portiers; heeft men geen bewijs van toegang, wat daarenboven niet wordt afgegeven dan aan de vaste werklieden, waarvan er veel binnen de muren der fabriek wonen, dan is het onmogelijk de fabriek te bezoeken. Krupp vreesde zoozeer dat men hem het geheim van zijne fabriek zou afzien, dat wanneer een zijner vorstelijke klanten de fabriek kwam bezoeken, hij dien zelfs verzocht alleen binnen te gaan; het vorstelijk gevolg, waaronder hij altijd een technicus of mechanicus verborgen meende, kon dan feestelijk aan de poort blijven staan.
Maar toch was er wel een middeltje op, want wat blijft er verborgen voor een echten reporter, den argus onzer dagbladenwereld? Sprak zoo'n verslaggever dan bovendien nog vloeiend Duitsch en had hij er slag van zich des noods te vermommen als een smidsgezel, dan had hij kans. Hij trachtte dan het werkpak en de toegangskaart van een der arbeiders te krijgen en: Krupp had geene geheimen meer. Eerst jaren later kwam dan het bedrog door eigen bekentenis uit. Voor een pot bier en een paar Mark op eens geïmproviseerd tot machinist, heeft menig handig dagbladcorrespondent op zijn gemak de verborgenheden van dezen nieuwerwetschen Etna kunnen bespieden. Later lag de schuldige, die hem geholpen had, natuurlijk altijd op het kerkhof.
Twee reusachtige stoomhamers doen den grond aanhoudend dreunen: de eene heet Unser Fritz, de andere Max. Unser Fritz een hamer, ter hoogte van 60 meters, weegt niet minder dan 1000 ton en valt neer op een blok, die ten volle 20.000 ton gewicht haalt. Op een der pijlers, die den hamer ondersteunen, staat: Fritz nur immer druff, wat men het best kan vertalen door: Frits, sla er maar op. Dit opschrift dagteekent van het bezoek des Duitschen keizers, dat deze in 1877 aan de fabriek bracht.
De anecdote aan dien naam verbonden is aardig genoeg om hier verteld te worden. Zij kenmerkt drie menschen: den keizer, den fabrikant en den werkman. De keizer had alles bezichtigd en vooral de reusachtige stoomhamer, die slechts door één man werd bestuurd, maakte grooten indruk op den vorst, die wist wat er soms van de bekwaamheid van een persoon in het besturen van groote machines, zooals ook de machine van het Duitsche rijk, wordt gevergd. De handige machinist, die zich bij het hooge bezoek weinig op zijn gemak gevoelde en de klak verlegen in de handen ronddraaide, werd door Krupp aldus voorgesteld: ‘Ackerman, sire, bestuurt den hamer met zooveel vastheid, dat men zonder vrees de hand of een klein broos voorwerp op het aanbeeld kan leggen, wanneer hij den hamer laat vallen. Hij is er zeker van ééne streep boven het voorwerp te blijven, want die gezel heeft een juist oog en nog vaster hand aan den hefboom.’
‘Met eene menschenhand zullen we de proef maar niet nemen,’ meende keizer Wilhelm, ‘maar we zullen het wagen met mijne horloge.’ De keizer reikte toen zijn kostbaar uurwerk aan den bescheiden werkman, die nog meer verlegen werd door den lof, waarmede men van hem sprak. De machinist aarzelde, maar Krupp moedigde hem aan met de woorden: Fritz nur immer druff: ‘Ga uw gang, Frits.’
Daar trilden en knetterden en glommen de drijfriemen, de stoom stampte bruisend en sissend door den cylinder, de reusachtige stoomhamer verhief zich eenige meters, daalde toen met duizelende snelheid naar beneden en.... hing op een paar millimeters afstands van het uurwerk, in zijn centenaarszwaren val gestuit, door een gevoelloozen druk van 's werkmans bekwame hand.
Ackermann wilde de horloge aan den keizer teruggeven. ‘Neen,’ sprak deze, ‘het uurwerk is uw eigendom tot herinnering aan dit bewijs van uwe bekwaamheid.’ De verbaasde werkman wist niet hoe zijn dank te betuigen en hield het geschenk in de uitgestoken hand. ‘Ik zal het zoolang voor u bewaren,’ sprak Krupp. Een uur na 's keizers vertrek bracht hij de horloge weder aan den machinist terug, maar gewikkeld in eene banknoot van duizend Mark. Zoo wist hij als patroon zijne mannen te winnen; maar meer nog pleit het voor den fabrikant, dat hij na zijn dood 100.000 Mark aan zijn werkvolk vermaakte
De tweede hamer ‘Max’ draagt ook een opschrift; het klinkt laconischer: ‘Werk!’ is het krachtige woord.
Naast deze twee reuzen van hunne soort bewaart men nog de eerste voorhamers, te Essen misschien wel door den patroon zelf als voorslaander enkele malen gebruikt, al was het maar om zijn werkvolk voor te gaan, want ieder meester moet het best zijn vak verstaan, en desnoods zijne ondergeschikten een lesje kunnen geven. Bovendien heeft men eene prachtige verzameling kanonnen in de fabriek.