Menschelijke schoonheid.
(Vervolg.)
Schoonheid van overeenkomst.
Deze soort van schoonheid, die eenigszins met de betrekkelijke overeenkomt, is aan het klimaat, de zeden, de gewoonten, den graad van barbaarschheid of beschaving gebonden; ieder volk is onderworpen aan de zonderlingheden van die schoonheid uit overeenkomst. Alle volken, van de tengerste onzer dames af, die hare gestalte door den druk van het keurslijf bederft, tot aan de dikke Hottentotsche vrouw, die zich den neus verplettert, den mond grooter en de ooren langer maakt, betalen hare schatting, 't geen we door eene vluchtige schets willen aantoonen.
Het is een onheugelijk gebruik onder de inboorlingen van verschillende gewesten, van Azië en Amerika, om de schedelbeenderen van de zuigelingen zoodanig te bewerken en te kneden, dat hunne hoofden den schoonst gezochten nationalen vorm aannemen. Dit is de reden, waarom vele volken en volksstammen het hoofd als eene meloen verlengd hebben, vierkante of piramidale hoofden met scherpe of stompe punten dragen, terwijl de slaapstreken monsterachtig uitsteken.
De Europeanen houden van een breed, hoog, niet te veel behaard voorhoofd, terwijl de Peruanen geen ander dan een smal en laag voorhoofd schoon vinden; om deze soort van schoonheid te verkrijgen, gebruiken hunne vrouwen, van de prilste jeugd af, geweldige werktuigelijke middelen en bereiken aldus hun doel.
De groote en ronde oogen in 't zelfde vlak van het aangezicht liggende, zijn in sommige landen eene schoonheid; de Laplanders en Eskimo's daarentegen houden integendeel van halfgesloten oogen. Bij de Chineezen worden de schuins staande oogen met een lang en neerhangend bovenst ooglid, zoo als reeds gezegd is, voor de schoonste gehouden.
Een vooruitstekende neus is zeer leelijk bij de Tartaren en Mongolen, daarom dragen de moeders zorg, dien bij hunne zuigelingen plat te drukken. De negers en de roetkleurige rassen beschouwen een platten en afschuwelijk breeden neus, als eene volmaaktheid. De Perzen doen zijne schoonheid in eene edele lengte bestaan. Verscheidene volken en volksstammen doorboren het middenschot van den neus, en hangen er versierselen, juweelen in, even als zulks bij ons met de ooren gebeurt. De voorwerpen, die zij er in hangen, zijn soms zoo zwaar, dat het neus-middenschot langer wordt en de bovenlip bereikt; deze afschuwelijke verlenging is voor die volken eene schoonheid. In andere streken heeft de onderlip het voorrecht van doorboord te worden, om er de verschillende sieraden door te steken, die de mode verplicht te dragen.
Witte en recht geplaatste tanden schijnen ons het voornaamste sieraad van den mond toe, maar alle volken denken er niet zoo over; zoo zijn zwarte tanden voor de Siameezen een waar sieraad, zij zorgen er voor ze alle dagen zwart te maken. Te Macassar winnen de roode en gele tanden het van de zwarte. De Macassaarsche vrouwen brengen een gedeelte van hunnen dag door met de tanden rood en geel te schilderen, zoodanig, dat een roode op een gele volgt, en omgekeerd. Bij de Jagga's is de afwezigheid van twee bovenste snijtanden eene voorwaarde van schoonheid. De vrouw, die den moed niet zou bezitten, om ze te laten trekken, zou veracht worden en niemand vinden om haar te huwen. Vele vrouwen, gedreven door behaagzucht, doen er vier in plaats van twee uitrukken, en zijn aldus verzekerd aanbidders te zullen vinden, - sommige volken zien gaarne kleine ooren, verschillende an ere verkiezen ze afschuwelijk lang. De bewoners van het Paschen eiland trekken aan de oorschelp van hunne kinderen, maken haar zoo lang mogelijk, en slaan haar om, op de wijze van een opgevouwen vleugel van een vogel. De Ethiopiërs zoeken platte, breede ooren, ze moeten tegen de schedelbeenderen geplakt zijn als een leiboom tegen een muur. De Nieuw Zeelanders doen de schoonheid van het oor in de verbazende ontwikkeling van de lel bestaan. Deze lel, die soms eene hand breed is, wordt door een langwerpig gat doorboord, dat bestemd is, om er houten pinnen van de dikte van eene vuist, stukken been, of steen, en brokken ijzer van eenige ponden zwaar, door te steken.
Hier waardeert men een dikken, zeer korten en tusschen de schouders verscholen hals, - daar zoekt men een langen en dunnen. In sommige streken der Alpen beeft een monsterachtig kropgezwel zijne bekoorlijkheden, eene vrouw zonder kropgezwel wordt er niet ten huwelijk gevraagd.
Ten opzichte der schoonheid van de gestalte is er geene volmaakte overeenstemming. De Turken en Duitschers zoeken bij de vrouwen de zwaarlijvigheid, de Japaneezen en Chineezen eischen magerheid. De eersten zijn op dikke en breede gestalten verzot, de anderen op schrale en magere. Overigens mogen we ons over die volken niet vroolijk maken, want wij, Westersch-Europeesche volken, die meenen volleerde meesters te zijn, wat den goeden smaak betreft, hebben we niet de schoonheid nu eens in breede gestalten gezocht, nagebootst door een gordel, even onder de oksels vastgehecht, dan weder in een wespengedaante, wier bespottelijke lengte tot op het bekken afdaalt?
Dikke buiken waren eertijds bij de Engelschen gezien, in hetzelfde tijdstip waren in Frankrijk de platte buiken in de mode. Verscheidene natiën waardeeren lange en dunne beenen, anderen korte en massieve. Zoo gaat het ook met de armen en handen.
In China is men schoon met een dikken en korten voet, in het Oosten verkiest men hem niet anders dan breed en plat. De Franschen zijn ingenomen met een smallen en kleinen voet, de Engelschen met een smallen en langen. Wat de schoonheid der huid aangaat, ieder ras, iedere natie, geeft de voorkeur aan die kleur, welke haar het schoonst toeschijnt, of aan die kunstmiddelen, welke zij gebruiken om haar te verbeteren. Zoo is bij het negerras de schoonheid der huid gelegen in de kleur van ebbenhout, bij de Kaffers, de Papoeas, de Zembliërs, enz. in eene roetkleur.
De inboorlingen van Amerika, de volken van de poolgewesten, de Tartaarsche en Mongoolsche rassen, vinden geen andere dan eene gele huid schoon. De Indianen houden slechts van eene bruine huid, terwijl de Europeanen al deze kleuren uitsluiten, en alleen de blanke huid, verlevendigd door een roodkleurigen tint, als de eenig ware schoonheid verkondigen.
Eene menigte barbaarsche volken en volksstammen verbergen den natuurlijken tint van hunne huid onder een smeersel van verschillende kleuren, anderen onder de onuitwischbare teekens van eene algemeene tatoueering. De Groenlandsche vrouwen schilderen, om schooner te schijnen, het aangezicht geel en wit - de vrouwen uit Decan geel, wat meer is, zij maken de handen en voeten rood. De Zemblische vrouwen trekken blauwe lijnen over het voorhoofd en kin, de Japansche verwen de oogleden en lippen blauw. De geheele bevolking van Oceanië en Polynesië kent bijna geene andere schoone huid, dan eene getatoueerde. De huid van het aangezicht, de borst, armen, beenen, van het geheele lichaam, is met meer of min zonderlinge, maar zeer regelmatige teekeningen bedekt; zij worden door middel van scherpe keisteentjes of stalen punten gemaakt, zoodat de geheele huidoppervlakte eene geheel bonte kleurmengeling van het hoofd tot de voeten vertoont.
(Wordt voortgezet.)