Menschelijke schoonheid.
Het is van algemeene bekendheid, dat de bewoners van de gematigde gewesten over 't algemeen welgemaakter en meer verstandig ontwikkeld zijn, dan de volksstammen van de poolstreken, en de ontzenuwde bevolking van de heete klimaten. De vruchtbare, wel bebouwde landen, die hunnen bewoners een gezond en overvloedig voedsel opleveren, zijn zeer gunstig voor de menschelijke schoonheid, terwijl de dorre, ongezonde landstreken een hinderpaal voor hare ontwikkeling zijn en haar vernietigen. De volken, bij wie zedelijkheid en vrijheid heerschen, waar de gymnastiekscholen bezocht worden, munten uit door kracht en physieke schoonheid, door moed en andere deugden. Zoodanig waren de Grieken en de Romeinen, aan wie wij onze moderne beschaving verschuldigd zijn. Vooral bereikten de Grieken, ten tijde van hunne roemrijke gemeenebesten, het toppunt van schoonheid. Het was Solon, de beroemde wetgever, die het eerst de grondslagen van een onderwijs legde, dat geschikt was om den mensch te veredelen. De wetten, die hij ten dien opzichte maakte, hadden tweederlei doel, eensdeels om door matigheid en gymnastiek de gezondheid te bevorderen en den organen kracht en sterkte te schenken; anderdeels om den geest te versieren, en de zeden te bevorderen door welsprekendheid en zedelijkheid. De marmeren standbeelden, die van dit kunstenaarsvolk tot ons zijn gekomen, doen ons de menschelijke vormen in hunne bijna denkbeeldige schoonheid zien. De Egyptenaren daarentegen, blinde slaven, gekromd onder het juk van eene neerdrukkende beheersçhing, overschreden nooit de grenzen van hunne oorspronkelijke physieke organisatie, zij bleven altijddurend leelijk, terwijl de Grieken, wier voorvaderen zij waren, groot, schoon en verheven werden. Dit was insgelijks het geval met andere volken, die met de liefde voor de kunsten, tevens die voor de vrijheid paarden.
Aldus heeft de natuurlijke geschiedenis van den mensch aan 't licht gebracht, dat de eigenaardige gelaatsuitdrukking, den verschillenden volken der aarde eigen, haar oorsprong heeft in den aard van het klimaat, van den grond, het voedsel en den meer of min volmaakten toestand der beschaving. Een geheel zinnelijk leven, op de wijze der dieren, en dit gedurende geheele eeuwen werd geleid in streken, door de zon verbrand, heeft het gelaat van den neger misvormd en zijne kakebeenen als een snuit verlengd. De buitengewone koude van de poolgewesten heeft even zoo het aangezicht van hunne bewoners afgeplat, en de ontwikkeling van hun beendergestel tegengehouden. Het beschaafde leven in de gematigde hemelstreken, op eenen vruchtbaren grond, schenkt aan de menschen een recht en regelmatig aangezicht, een welgemaakt lichaam en uitstekende verstandelijke vermogens. Nadat eene lange gewoonte de oorspronkelijke organisatie gewijzigd en de verkregene bestendigd had, bleef de gelaatsuitdrukking van de verschillende menschenrassen voortaan onuitwischbaar. Niettemin ondervond het gestel altijd den zeer bepaalden invloed van het voedsel, de woonplaats en de zeden; ook zijn de bewoners van het gelukkige klimaat van Spanje, Italië, zuidelijk Frankrijk, enz., voorzeker schoon, levendig en vlug, terwijl de volken, die moerassige valleien bewonen of onophoudelijk eene vochtige, dikke lucht inademen, over 't algemeen traag van aard zijn. Een zacht, niet afwisselend klimaat, drukt op de trekken zijne zachtheid en gelijkmatigheid; de volken, die de prachtige vlakten van Azië bewonen, geven er een voorbeeld van. De frissche en zuivere lucht der bergen maakt den mensch krachtig, behendig, moedig, ruw en wild; de Spartanen, de Helvetiërs, de volken van de Pyreneeën, den Caucasus, enz. voegen bij eene groote physieke veerkracht eene onoverwinnelijke liefde tot de vrijheid. Door den invloed van het klimaat ontstaat grootendeels het verschil in het karakter der
volken, en dit verschil is te meer in 't oogvallend, naar mate de invloed van het klimaat machtiger is Vandaar hebben die spreekwoorden hun oorsprong, welke de eigenaardigheid van een volk kenschetsen: - de Franschman is, evenals de oude Griek vlug, levendig, onstandvastig, maar geestig, beminnelijk en bovenmate beleefd. - De Engelschman is koel, standvastig, groot en edelmoedig en vol zelfopoffering, wanneer het de belangen van zijn land geldt; - de Spanjaard doet zich deftig en trotsch voor; - de Hollander is flegmatiek; - de Duitscher afgetrokken, peinzend, volhardend; - de Turk is deftig, bezadigd en van eene spreekwoordelijk goede trouw; - de Arabier is droog, prikkelbaar,