Een Bruidsstoet in de middeleeuwen.
Deze prachtige schilderij, ofschoon geen geschiedkundig feit voorstellende, mag niettemin een historisch tafereel genoemd worden, omdat zij eene getrouwe weergeving is van het dichterlijkste, weelderigste en kunstrijkste tijdperk der christene maatschappij. In de XIVde en XVde eeuwen hadden handel en nijverheid in vele steden en gewesten eenen ongewonen bloei verspreid. In Brugge zag de vorstin Joanna van Navarre, volgens hare eigene spijtige uitdrukking, niets dan koninginnen in prachtkleedij en schoonheid, om haar bij heure intrede te begroeten. Venetië was de koningin der Adriatische zee; Rome, de kunstmetropool, waar Rafaël en Michel-Angelo, onder de bescherming der pausen, schitterden; in Florencië moest Savonarola de stem tegen het overdreven prachtvertoon verheffen; in Duitschland regeerde Maximiliaan, de eerste ridder van zijn ridderlijk volk. Overal heerschte welvaart en weelderigheid, poëtische geest en kunstzin, geloof en dapperheid. Toen kwam de Hervorming en blies snel haren ijskouden adem over dat zonnige, levenslustige tafereel, deed de bloemen van poëzij en kunst verwelken, verbande de gulle vreugd en de bonte weeldedracht, doodde den ridderlijken heldengeest der middeleeuwen en sneed van den boom des geloofs zooveel bloeiende takken af, om die in dorren grond over te planten.
De kunstvolle samenstelling van Hendrik Hein vertoont ons het maatschappelijke leven der middeleeuwen in eene zijner hoogste, dichterlijkste en schilderachtigste uitingen. Zijn tafereel verbeeldt eenen bruidsstoet, omringd van al den rijkdom en praal dier tijden. Onder een met bloemen versierd, geborduurd zijden gehemelte verlaat de edele bruidegom met zijne vorstelijke bruid het slot, om zich naar den tempel te begeven, wiens torens zich in het verschiet verheffen. Als ongevoelig voor al de eerbetuigingen, die hem aangedaan worden, is hij geheel verdiept in den aanblik zijner toekomende gade, die ondanks haar koninklijk prachtgewaad, als een toonbeeld van zedigheid aan zijne hand voortschrijdt. Vrienden en verwanten bevinden zich met kostbare geschenken op de trappen des kasteels; wapenbroeders en volk van den burchtheer juichen hem geestdriftig toe; de muziek laat hare opwekkende galmen hooren en lieflijke maagden met zijden blonde vlechten op hunne lichtkleurige feestkleedij strooien frissche geurige rozen en sierlijke groene palmtakken voor het edele bruidspaar.
Het is een veelbewogen en rijkgeschakeerd tafereel, waarop het oog zich met ongewoon welgevallen vermeit, de weerschijn van een tijdperk, dat Brugge in het kort door zijnen praalstoet ter eere van Breydel en De Coninck weer voor weinige uren uit het stof der eeuwen levend oproepen gaat.