De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 3
(1886-1887)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIntrede van Maximiliaan van Oostenrijk in de stad GentBij den dood van Karel den Stoute had Maria van Burgondië, eenige dochter en erfgename des hertogs, slechts den ouderdom van twintig jaren bereikt, en zij bevond zich alstoen te Gent, waar hare onderdanen, hoewel haar met eerbied bejegenende, haar eenigermate gevangen hielden. Overigens was de toestand dezer jonge vorstin allerneteligst: zij had een land te besturen, welks schatkist uitgeput, welks leger vernietigd en welks bevolking ontevreden was. De algemeene staten, te Gent in 1477 bijeengekomen, braken terstond het regeeringsstelsel van den overleden hertog af; het parlement van Mechelen, die samentrekkende macht, waaraan alles onderworpen was, werd opgeheven. De Gentenaars ontrukten Maria eene grondwet benevens de belofte, om in overeenstemming met den raad en de staten van Vlaanderen te regeeren. Te Brussel hernamen de gilden hunnen vroegeren invloed; zij richtten een tooneel op tegenover het stadhuis en dwongen de magistraten, om er trouw te komen zweren aan de aloude voorrechten der gemeente. Te Antwerpen, te Bergen, te Yperen ontstonden oproeren: de gansche natie schudde het juk af, dat haar sedert lange jaren verpletterde, en vorderde de herstelling van al de vrijheden, waarvan zij gedurende de regeering van Karel den Stoute was beroofd geworden. Lodewijk XI, koning van Frankrijk, maakte gebruik van deze netelige omstandigheden, om in Burgondië te vallen en verscheidene aan de Somme liggende steden te overmeesteren; te gelijker tijd stuurde hij zendelingen naar Vlaanderen, om nieuwe onlusten aan te stoken, en, tot overmaat van trouweloosheid, deelde hij den gezanten, welke de staten hem hadden afgezonden, eenen brief der hertogin mede, waarin zij sprak van het vertrouwen, dat de kanselier Hugonet en de heer Humbercourt, twee Franschen, die gansch de gunst van Karel den Stoute genoten hadden, haar inboezemden. Bij de terugkomst der gezanten was de stad Gent de schouwplaats eener ontzettende muiterij. De jonkheid van Maria, hare zwakheid en hare schoonheid beschermden haar tegen de verontwaardiging der menigte, welke eenen van verraad overtuigden vorst niet zou geëerbiedigd hebben. Maar de volkswoede eischte slachtoffers: Hugonet en Humbercourt werden te recht gesteld, ter dood veroordeeld en onthoofd op de Vrijdagmarkt, den 3 April 1477, in weerwil van de smeekingen der hertogin, welke, met nederhangend haar en betraande oogen, voor hen ging genade vragen aan het volk, tot aan den voet des schavots. In de commissie, welke deze twee ministers oordeelde, hadden de schepenen der stad Gent de meerderheid, en alles duidt aan, dat het de hertog Karel zelf was, dien de Gentenaars wilden straffen in de personen zijner twee gunstelingen. Middelerwijl zette Lodewijk XI zijne veroveringen in Artois en Henegouwen voort; en welhaast kwamen de Franschen Doornik belegeren: de Vlamingen, onder het bevel van Adolf van Gelderland, door hen uit de gevangenis verlost, trokken moedig op, om die stad te ontzetten; maar betreurenswaardige oneenigheden braken in hun leger uit; zij werden geslagen, en Adolf verloor het leven in deze nederlaag. Toen viel Doornik in de handen des Franschen legers, hetwelk van daar ongerustheid en schrik in een gedeelte van Vlaanderen verspreidde. De achtereenvolgende veroveringen des konings van Frankrijk deden den algemeenen staten begrijpen, dat het tijd was om der jonge hertogin eenen echtgenoot te geven, die in staat was, om zich krachtdadig te verzetten tegen de eerzuchtige ontwerpen diens monarchs, en zij kozen den aartshertog Maximiliaan, zoon van keizer Frederik III, op wien, eenige jaren vroeger, de keus van Karel den Stoute gevallen was. De aartshertog deed den 18 Augustus 1477 zijne intrede te Gent, waar hij door magistraten, geestelijkheid en volk als de toekomstige redder des vaderlands begroet werd. Daarbij was zijn persoon wel geschikt, om eenen gunstigen indruk te maken. Maximiliaan bezat eene forsche gestalte en bekleedde den eersten rang onder de ridders van zijnen tijd. Ook was hij een vriend des volks en nam gaarne deel aan de feestelijkheden der steden, waar hij vaak het beste schot op de prijsschietingen loste. Daarenboven was bij zeer ontwikkeld van geest: hij sprak vloeiend Latijn, Duitsch, Fransch, Italiaansch, Engelsch en Boheemsch, was ervaren in de letterkunde, de wiskunst, de geschiedenis en legde zich toe op dicht-, schilder- en bouwkunst en muziek. Geen wonder dat zulk een vorst door de Vlamingen met groote ingenomenheid ontvangen werd. Reeds den dag na zijne aankomst huwde | |
[pagina 347]
| |
hij, in zeer zedigen toestel, met de vorstin, welke nog den rouw droeg over den dood haars vaders. Omstreeks het einde van dit zelfde jaar en in het begin van het volgende werden de beide echtgenooten in de verschillende provinciën ingehuldigd. Dit huwelijk deed België overgaan onder de heerschappij van het huis van Oostenrijk. Na eenen korten wapenstilstand begon de oorlog met Frankrijk op nieuw, en Maximiliaan behaalde op de Franschen. te GuinegateGa naar voetnoot(1), eene schitterende overwinning, die de overmacht van Lodewijk XI voor eenigen tijd tegenhield (1479). In dezen veldslag was het getal der dooden nagenoeg gelijk van weerszijden; maar de Franschen verloren er al hun geschut, hunne levensmiddelen en hunnen legertros. In het volgende jaar sloten de beide oorlogvoerende partijen eenen nieuwen wapenstilstand. Thans gerust van den kant van Frankrijk, maakte Maximiliaan zich gereed om Nijmegen en eenige andere Geldersche steden, die opgestaan waren, te onderwerpen, en Holland, waar een burgeroorlog ontstaan was, te bevredigen, toen eene vroegtijdige dood hem zijne jonge echtgenoote kwam ontrooven. De hertogin had van haren vader eenen wezenlijken hartstocht voor de lichaamsoefeningen geërfd. Den 28 Maart 1482 nam zij deel aan eene valkenjacht in de omstreken van Brugge, waar zij van haar paard viel, terwijl het dier over eenen boomtronk sprong. Zij overleed den volgenden dag, in den ouderdom van nauwelijks vijf en twintig jaren, en met haar stierf het huis van Burgondië uit. Gedurende hare korte regeering had Maria van Burgondië zich de toegenegenheid harer onderdanen weten te verwerven door hare godsvrucht, hare deugden en hare minzaamheid. Zij betoonde zich vol bevalligheid en zedigheid, en hare zachtzinnigheid stak zeer af bij de herinnering aan de gewelddadigheden haars vaders. Ook veroorzaakte de dood dezer goede en bevallige vorstin in al de Belgische provinciën eenen algemeenen rouw. Maria liet eenen zoon na, Filip, geboren te Brugge in 1478, en eene jongere dochter, Margaretha. Tijdens de minderjarigheid van Filip bekwam Maximiliaan het regentschap over al de provinciën, met uitzondering van Vlaanderen, dat tegen zijn gezag opstond. De Bruggenaars namen hem gevangen, en zij lieten hem eerst los na drie maanden gevangenschap, toen zij zijnen afstand van het regentschap verkregen hadden. Maar nadat de keizer zijnen zoon ter hulp gekomen was met een leger van 20,000 man, was deze nergens meer op bedacht dan om den hoogmoed der weerspannelingen te fnuiken. De gemeenten werden oneenig, en het land was gedurende vier jaren overgelaten aan al de ijselijkheden des burgeroorlogs. De oneenigheid moest de nederlaag te weeg brengen; Vlaanderen onderging vernederende voorwaarden, Brussel werd belegerd, Brabant door den pest en den hongersnood geteisterd. Middelerwijl hadden de staten van Vlaanderen zich verstaan met die van Brabant en Holland, om den oorlog tegen Lodewijk XI te eindigen. De jonge Margaretha werd ten huwelijk beloofd aan den dolfijn, en men bestemde tot hare huwelijksgift Burgondië, Opper-Burgondië en Artois, dat is te zeggen de provinciën, waarvan de koning van Frankrijk zich had meester gemaakt. Maximiliaan stemde in deze schikking toe, en de vrede werd onderteekend te Atrecht (1482). Maar bij de komst van Karel VIII tot den troon van Frankrijk weigerde deze vorst de verbintenis, door zijnen vader aangegaan, te vervullen, en hij huwde met Anna, erfgename van Bretagne, welke Maximiliaan had doen ten huwelijk vragen. De oorlog begon toen op nieuw en duurde voort tot aan den vrede van Senlis, waarbij de koning van Frankrijk de provinciën Artois en Opper-Burgondië aan de Nederlanden teruggaf, maar Burgondië behield (1493). In dit zelfde jaar beklom, door het overlijden van Frederik III, de aartshertog Maximiliaan den keizerlijken troon, en in het volgende jaar gaf hij het bestuur onzer provincien over aan zijnen zoon Filip, bijgenaamd de Schoone, welke toen zijn zestiende jaar bereikt had. Op nieuw vervielen de Nederlanden onder het regentschap van Maximiliaan gedurende de minderjarigheid van Karel, zoon van Filip den Schoone, welke in 1506 te Burgos overleed. Maximiliaan vertrouwde toen het bestuur dezer landen aan zijne dochter Margaretha, welke eene der beroemdste vrouwen van haar tijdvak was. Kort nadat Maximiliaan den keizerlijken troon beklommen had, trad hij voor de tweede maal in den echt met Bianca Sforza, welke hem geene kinderen schonk. Maximiliaan was hartstochtelijk van karakter en maakte groote plannen, welke hem eene algemeene genegenheid verwierven, maar het ontbrak hem aan volharding en geestkracht, om ze uit te voeren. Te midden dezer ontwerpen overleed hij te Wels, in Opper-Oostenrijk den 12 Januari 1519. In de kerk te Innsbruck verrees later een prachtig praalgraf ter zijner eer. | |
De kleinste staat van Europa.Voor eenigen tijd werd in de dagbladen de aandacht gevestigd op het onzijdige gebied Moresnet, dat als de kleinste staat van Europa onwillekeurig de opmerkzaamheid trok en heel wat geschrijf uitlokte, dat niet altijd even juist of gegrond was. Daarom meenen we onzen lezers geen ondienst te doen met hun eens nauwkeurig te vertellen wat er van de zaak is en hun tevens, door een drietal naar photographieën vervaardigde afbeeldingen, een blik in het veel besproken Lilliputterslandje te laten slaan. Het tegenwoordige onzijdige gebied Moresnet, tusschen ons land en Pruisen gelegen, vormde in den tijd dat België nog de Oostenrijksche Nederlanden heette, een bestanddeel van het graafschap Dalhem (hertogdom Limburg) en behoorde voor het grootste gedeelte tot de gemeente Kelmis en voor het overige tot de gemeente Moresnet Deze beide gemeenten nu werden tijdens de Fransche overheersching tot ééne gemeente onder den naam Moresnet vereenigd en ingelijfd bij het kanton Aubel (departement der Ourthe), dat tot die landen behoorde welke in 1815 door Frankrijk aan de verbondene mogendheden werden afgestaan. Reeds in hetzelfde jaar werden bij het Weener congres vervolgens de grenzen tusschen Pruisen en het toenmalige koninkrijk der Nederlanden afgebakend, maar opmerkelijk genoeg konden de Nederlandsche en Pruisische commissarissen, welke met die grensregeling belast waren, het maar niet eens worden omtrent de grenslijn in het voormalige Fransche kanton Aubel. Nadat een vol jaar gehaspeld was, werd eindelijk bij het grensverdrag tusschen Pruisen en het koninkrijk der Nederlanden vastgesteld, dat de demarcatielijn in dit kanton vooralsnog onbepaald zou blijven en dat het aan de wederzijdsche regeeringen zou zijn overgelaten, hoe die zaak moest worden in orde gebracht. In afwachting eener nadere beslissing werd nochtans uitgemaakt dat een bepaald gedeelte van het bewuste gebied in elk geval aan het koninkrijk der Nederlanden zou ten deel vallen, terwijl een ander gedeelte aan Pruisen zou komen: het daartusschen gelegen stukje echter zou als het eenige grondgebied, dat redelijkerwijze aanleiding tot moeielijkheden geven kon, aan een gemeenschappelijk beheer onderworpen worden en door geen der beide mogendheden mogen worden bezet. Deze voorloopige beslissing is tot op dit oogenblik nog van kracht, met het eenige onderscheid dat, tengevolge der omwenteling van 1830 België in de plaats van het koninkrijk der Nederlanden getreden is. Het onzijdige gebied, dat ongeveer 345 hectaren groot is, telde bij zijn ontstaan omstreeks 250 inwoners in een vijftigtal verstrooid liggende huizen; eigenlijk zou dus de sop de kool niet waard geweest zijn, als juist op dit kleine gebied niet een aanzienlijk bergwerk, de Altenberg of Vieille Montagne gelegen had, welks bezit aan beide staten even begeerlijk toescheen. De overeenkomst in 1816 betreffende Moresnet gesloten, is zoodanig op te vatten, dat het bedoelde gebied noch een onafhankelijk territorium en in dezen zin onzijdig, noch ook een gemeenschappelijk eigendom pro indiviso is, maar een nog tusschen beide staten betwist gebied vormt, waaromtrent men het door instelling van een gemeenschappelijk beheer voorloopig eens geworden is. Dat beheer wordt overeenkomstig het contract van 1816 gemeenschappelijk door een koninklijk Pruisischen en een koninklijk Belgischen commissaris gevoerd, welke dit ambt krachtens bijzondere volmacht hunner souvereinen bekleeden. Noch Pruisen noch België kunnen in het onzijdige gebied een zelfstandig wetgevend recht uitoefenen; onveranderd zijn daar nog de Fransche wetten en instellingen geldig, welke er in 1815 van kracht waren. De beide commissarissen benoemen gezamenlijk den burgemeester en kiezen op voordracht van dezen uit de aanzienlijkste bewoners de tien leden voor den gemeenteraad. Ook de staatsbelastingen zijn in het onzijdige gebied hoofdzakelijk dezelfde gebleven als die in den Franschen tijd; zij bestaan uit grondlasten, personeel, mobilier en patent, en beloopen gezamenlijk ongeveer 2800 franks, die door de Pruisische overheid geïnd en voor de helft aan België uitgekeerd worden. Daarenboven beslaat er eene progressieve gemeentetelijke inkomstenbelasting met een eigen gemeente-ontvanger. Andere belastingen heeft men in het onzijdige gebied niet; de uit Pruisen en België komende waren worden vrij ingevoerd en eerst bij wederuitvoer wordt er een uitvoerrecht van geheven. Wat de rechtspleging betreft, zoo is reeds opgemerkt dat het Fransche wetboek van vóór 1815 hier nog van kracht is; in de praktijk wordt echter eene soort van preventie uitgeoefend, zoodat civiele en strafzaken nu eens voor de Pruisische en dan voor de Belgische gerechtshoven gebracht worden. Militaire dienstplicht bestaat voor de oorspronkelijke bevolking van het onzijdig gebied, dat wil zeggen de nakomelingen der bewoners van 1815, niet. Maar Belgen of Pruisen, die zich binnen het gebied neerzetten, kunnen zich daardoor volstrekt niet aan den dienstplicht onttrekken, daar reeds sinds lang eene verhuizing naar Moresnet als eene eenvoudige verwisseling van verblijf binnen de grenzen van een der beide rijken aangemerkt wordt. Tijdens het ontstaan van het onzijdig gebied stond het in gemeentelijk verband, zoowel met Belgisch als met Pruisisch Moresnet, doch wegens den aanmerkelijken aanwas der bevolking is sedert jaren dit verband losgemaakt en thans wordt het onzijdige Moresnet onder toezicht der beide koninklijke commissarissen bestuurd door den burgemeester van Pruisisch Moresnet, welke gemeente er slechts door den straatweg van Aken naar Luik van gescheiden is. De bevolking van het onzijdig gebied is katholiek, en vormt eene parochie, die eene fraaie nieuwe kerk bezit, waarin een pastoor met een kapelaan werkzaam is, en die onder de jurisdictie staat van den bisschop van Luik. Wat eindelijk het bergwerk Altenberg betreft, dit heeft vooral eene hooge vlucht genomen, sedert het geëxploiteerd wordt door de Société des mines et fonderies de zinc de la Vicille Montagne, die haar zetel te Luik heeft, en aan welke het door groote financiëele krachten en uitstekende leiding gelukt is, de opbrengst tot eene vroeger nauwelijks te verwachten hoogte te doen stijgen. De bloei van het bergwerk heeft, door de vermeerdering der mijnwerkers, een snellen aanwas der bevolking ten gevolge gehad; terwijl men om- | |
[pagina 348]
| |
streeks 1816 hier slechts 250 bewoners telde, bedroeg hun aantal vóór een tiental jaren omstreeks 3000 in ongeveer 550 huizen Het eigenlijke plaatsje Neutraal-Moresnet, in den volksmond Kelmis, evenals het bergwerk aan de zuidspits van het miniatuurstaatje gelegen, heeft door vele nieuwe aanbouwingen, vooral van wege de bergwerkmaatschappij, een vriendelijk aanzien gekregen: die maatschappij heeft namelijk op loffelijke wijze voor de oprichting der noodige gebouwen, als kerk, school, enz. gezorgd.
uit de egyptische dierenwereld. - de ichneumon en de krokodil, naar de teekening van f. specht.
|